Actualiteiten rond nazi-roofkunst
Actualiteiten rond de restitutie van roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd kunst in Europa op grote schaal op onrechtmatige wijze vervreemd, oftewel geroofd. Veel Joodse slachtoffers moesten noodgedwongen hun kunst verkopen voor veel te lage prijzen, of het werd regelrecht gestolen. Ook uit musea in bezette landen verdwenen veel kunstobjecten. Dit artikel kijkt naar actualiteiten rond deze objecten. Ondanks dat ze circa vijfenzeventig jaar geleden zijn vervreemd, is dit nog steeds een hot item. Naar schatting zijn er namelijk zo’n honderdduizend tot zeshonderdduizend schilderijen en nog miljoenen boeken, religieuze objecten en andere cultuurgoederen niet teruggekeerd naar hun rechtmatige eigenaar. Er lopen geregeld spraakmakende rechtszaken over teruggave en ook worden er nog steeds verzoeken ingediend door erfgenamen tot teruggave van cultuurgoederen.
Historische context
Tijdens het nationaalsocialistische regime van Adolf Hitler tussen 1933 en 1945 is op grote schaal kunst geroofd. Vaak waren Joodse eigenaren hier het slachtoffer van. Deze vervreemding deed zich in verschillende gedaantes voor. Soms werd kunst in beslag genomen of gestolen, maar de eigenaren konden door omstandigheden ook gedwongen worden om kunst voor een veel te lage prijs van de hand te doen. Daarbij moet worden gedacht aan buitenproportionele en tegen de Joodse bevolking gerichte belastingmaatregelen en betwistbare beschuldigingen van belastingfraude. Ook kregen Joodse ondernemingen te maken met ernstige bedreigingen en vernielingen.
De roof van kunst vond niet op lukrake wijze plaats. Gedurende de Duitse bezetting was er een speciale rooforganisatie, de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg, onder het bevel van Alfred Rosenberg (een invloedrijk lid van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)). Deze organisatie plunderde op systematische wijze kunstcollecties. Naar schatting zou een vijfde van alle kunstschatten ter wereld zijn geroofd, wat goed is voor een bedrag van zo’n 2,5 miljard dollar, oftewel meer dan 2,2 miljard euro. Uit Frankrijk verdwenen ongeveer honderdduizend kunstwerken. Daarvan werd zestig procent na de oorlog teruggevonden, waarvan vijfenzeventig procent uiteindelijk terugkeerde naar de rechtmatige eigenaren.
Kunst speelde een belangrijke rol in Hitlers Derde Rijk en de cultuurwereld werd zwaar beïnvloed door de grote mate van censuur. Kunst en ‘goede smaak’ waren immers van belang voor het beeld van het Duitse Rijk als de hoogste regionen van beschaving. Er werd een duidelijk onderscheid gemaakt met entartete (ontaarde) kunst, oftewel kunst die niet voldeed aan de eisen van het nationaalsocialistische regime. Kunst gemaakt door Joodse kunstenaars en abstracte of moderne kunst werden bijvoorbeeld als entartet beschouwd. Om deze reden zijn zo’n 16.000 kunstvoorwerpen uit Duitse musea verwijderd. Kunst die wel onder de door de nazi’s geformuleerde noemer van esthetisch en moreel juist geachte “Arische” kunst vielen, hadden vaak verschillende bestemmingen. Hoge SS-officieren of ministers ontvingen kunst, maar een deel was bestemd voor het op te richten Führermuseum.
Teruggave na de Tweede Wereldoorlog
Gezien deze omstandigheden werd al tijdens de Tweede Wereldoorlog de sectie Monuments, Fine Arts and Archives (MFAA) door de geallieerden opgericht, die ten doel had om aan het einde van de oorlog roofkunst op te sporen en veilig te stellen. Het was deze organisatie die in de zoutmijnen van Oostenrijk 6500 kunstvoorwerpen vond. Ook werden er door de geallieerden al afspraken gemaakt over de kunstwerken die in Duitsland waren beland. Deze moesten terugkeren naar de landen waar ze vandaan kwamen – mits bekend – om daar te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren – wederom, mits bekend.
Er zijn veel omstandigheden die ertoe bijdragen dat het vaak lastig is om de afkomst van schilderijen te traceren. Zo zijn in veel gevallen de rechtmatige eigenaren overleden of vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook zijn veel archieven vernietigd toen het einde van de oorlog in zicht kwam. Daar komt nog bij dat voor teruggave moet worden bewezen dat de objecten op onrechtmatige wijze zijn vervreemd. Verzoeken tot teruggave van schilderijen door (erfgenamen van) de rechtmatige eigenaren zijn dan ook niet altijd succesvol. Een andere reden is bijvoorbeeld dat het civiele recht, en dus ook de verjaringstermijnen, in bepaalde landen van toepassing was. Daardoor was de claim tot teruggave na een bepaalde termijn verjaard en dus verlopen.
Internationale aandacht
In 1998 vond een conferentie plaats over de omgang met nazi-roofkunst. Het doel van de conferentie was om met name Joodse verliezen te bespreken, waaronder kunstwerken, boeken en archieven, maar ook verzekeringsclaims en andere soorten bezittingen. De conferentie resulteerde in de Washington Principles on Nazi-Confiscated Art, vernoemd naar de locatie van de bijeenkomst. Vierenveertig landen – waaronder Nederland – onderschreven het document. Deze pleitte onder meer voor ‘identificatie en publicatie van nazi-roofkunst, open en toegankelijke archieven voor onderzoekers, een teruggavebeleid gebaseerd op redelijkheid en billijkheid en een vorm van alternatieve geschillenbeslechting’. De alternatieve vorm van geschillenbeslechting heeft in vijf landen geleid tot de oprichting van een restitutiecommissie.
De Washington Principles zijn in 2009 aangevuld met de Terezin Declaration on Holocaust Era Assets and Related Issues, die verdere richtlijnen bevat betreffende het rechtzetten van economische onrechtvaardigheden gedurende de Holocaust. Zo wordt er verwezen naar het feit dat er ruimte is voor verbetering en naar de morele verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het niet-bindende document. Op het 25ste jubileum van het document is het document Best Practices for the Washington Principles on Nazi-Confiscated Art opgesteld, dat verdere invulling geeft aan de Washington Principles. Zo wordt in het kader van de begrippen “rechtvaardige en eerlijke oplossingen” gespecificeerd dat de primaire, rechtvaardige en eerlijke oplossing restitutie is, naast andere rechtvaardige en eerlijke oplossingen. “Nazi-roof” verwijst volgens het nieuwe document naar wat door de nazi’s, de fascisten en hun collaborateurs op verschillende manieren werd gestolen, geconfisqueerd, in beslag genomen en geplunderd, met inbegrip van, maar niet beperkt tot diefstal, dwang en inbeslagname, en op grond van afstand doen, evenals gedwongen verkoop en verkoop onder dwang, tijdens het Holocaust-tijdperk tussen 1933 en 1945. Een behoorlijke mond vol. Het komt erop neer dat van nazi-roof ook sprake kan zijn als dit door fascisten of collaborateurs heeft plaatsgevonden, en dat ‘diefstal’ op meerdere manieren plaats kan vinden. Gedwongen verkoop onder druk van collaborateurs kan er dus bijvoorbeeld ook onder vallen.
Vooruitgang na de Washington Principles
Onlangs is een rapport verschenen van de Conference on Jewish Material Claims Against Germany (“Claims Conference”) en de World Jewish Restitution Organization (“WJRO”) over de implementatie van de Washington Principles. Hierin wordt geconcludeerd dat veel landen op z’n minst iets aan historisch onderzoek hebben gedaan naar nazi-roofkunst, waardoor hiervan inmiddels een accurater beeld bestaat. Wel laten veel musea nog na om onderzoek te doen naar de herkomst van objecten in hun collecties, en wordt dit vaak nog niet gezien als een essentieel onderdeel van museumbeheer. Ook hebben maar een paar landen restitutiecommissies opgericht, wat betekent dat er in veel landen nog ruimte is voor verbetering. Een ander terrein waar ruimte kan worden gewonnen is herkomstonderzoek binnen privécollecties.
In de onderstaande tabel is te zien hoeveel vooruitgang de landen die partij zijn bij de Principles volgens het rapport hebben geboekt. Hierbij is gekeken naar of de landen historische onderzoeksprojecten uitvoeren, of er herkomstonderzoek plaatsvindt, of er een claimproces of restitutiecommissie is en of er een aanzienlijke hoeveelheid aan restituties plaatsvindt. Denemarken en Albanië scoren hierbij bijvoorbeeld nul punten, terwijl zeven landen die het het beste doen alle punten afvinken. Of de Holocaust wel of niet heeft plaatsgevonden in het betreffende land lijkt niet doorslaggevend te zijn in de vraag of de Principles daar ook beter worden nageleefd.
Grote vooruitgang | Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. |
Aanzienlijke vooruitgang | Canada, Israël, Zwitserland. |
Enige vooruitgang | Argentinië, België, Kroatië, Griekenland, Hongarije, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Polen, Servië, Slowakije, Slovenië, Zweden. |
Weinig vooruitgang | Australië, Belarus, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Estland, Finland, Ierland, Letland, Litouwen, Moldavië, Noord-Macedonië, Portugal, Roemenië, Rusland, Oekraïne. |
Geen vooruitgang | Albanië, Brazilië, Cyprus, Denemarken, Malta, Montenegro, Spanje, Turkije, Uruguay. |
In het rapport wordt de situatie per land behandeld. Een van deze landen is Belarus. Daarbij wordt vermeld dat een Sovjetkonvooi met 54 goederenwagons zo’n 1,2 miljoen boeken naar Minsk vervoer in de herfst van 1945. Ruim een derde van deze boeken was afkomstig uit Frankrijk en andere Europese landen. Het grootste aantal geroofde boeken van buitenlandse herkomst is nog steeds in handen van de Nationale Bibliotheek van Belarus in Minsk.
Voor Portugal geldt dat er nauwelijks herkomstonderzoek wordt gedaan en dat onbekend is of er restitutieverzoeken zijn geweest. Wel is bekend dat kunstenaars, kunsthandelaren en verzamelaars het land tussen 1940 en 1945 binnenkwamen, sommigen voor een langere periode dan anderen. Ook zijn er sterke aanwijzingen dat bestaande handelsroutes die via Portugal liepen, gebruikt werden om kunst te smokkelen. Daarbij kan worden gedacht aan de farmaceutische handel tussen Portugal en Latijns-Amerika.
Een bekend voorbeeld is het schip dat de Britse autoriteiten in oktober 1940 op Bermuda in beslag nam, de S.S. Excalibur. Aan boord waren zeldzame boeken en zo’n vijfhonderd (post-)impressionistische schilderijen. Degene die de kunstwerken in Lissabon had verkregen, Martin Fabiani (een Franse kunsthandelaar), is schuldig bevonden wegens samenwerking met de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg. De schilderijen zijn gedurende de oorlog bewaard in de National Gallery of Canada en zijn na de oorlog teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren.
Over Duitsland wordt onder meer geschreven dat het land sinds de implementatie van de Washington Principles meer dan 7.455 nazi-roofkunst objecten uit musea hebben gerestitueerd. Aan de andere kant verrichten maar 242 van de 7.120 Duitse musea herkomstonderzoek, wat neerkomt op minder dan vijf procent. Ook ligt de algemene hoeveelheid restituties – bekeken ten opzichte van bijvoorbeeld de verzoeken tot teruggave – erg laag. Verder is er wel een adviescommissie opgericht, maar zijn musea niet verplicht om hun medewerking te verlenen. Dit kan leiden tot scheve situaties, bijvoorbeeld in het geval van het schilderij Madame Soler van Picasso. De Mendelssohn-Bartholdy familie vraagt al tien jaar om teruggaaf en richtte deze ook tot bestuurlijke lichamen van de deelstaat Beieren, maar de Bayerische Staatsgemäldesammlungen weigerde een beroep te doen op het adviesorgaan.
In 2022 werd in Israël het Israëlmuseum in Jeruzalem aangeklaagd door erfgenamen van slachtoffers van de Holocaust vanwege de zeldzame en kostbare Birds’ Head Haggadah die sinds 1946 tot de collectie van het museum behoorde. De rechtszaak was waarschijnlijk de laatste restitutiezaak die werd aangespannen door erfgenamen die zelf ook de Holocaust hebben overleefd. Sinds 2014 werken Israël en Duitsland samen aan herkomst gerelateerde zaken.
Restitutiecommissies
De vijf restitutiecommissies in Europa bundelden op 1 januari 2019 hun kracht, met de oprichting van het Network of European Restitution Committees on Nazi-Looted Art. De Advisory Commission on the return of cultural property seized as a result of Nazi persecution, especially Jewish property (Duitsland), Commission for the Compensation of Victims of Spoliation (Frankrijk), Spoliation Advisory Panel (Groot-Brittannië), Commission for Provenance Research (Oostenrijk) en de Nederlandse Restitutiecommissie zijn een samenwerkingsverband aangegaan om zo een nauwere samenwerking en kennisdeling te bewerkstelligen. Het netwerk publiceert bijvoorbeeld regelmatig een gezamenlijke nieuwsbrief met bijdragen over verschillende adviezen.
Een recente ontwikkeling is dat ook Zwitserland een speciale commissie aanstelt om te oordelen over roofkunst, zo werd bekendgemaakt op 22 november 2023. Net als de zojuist benoemde restitutiecommissies zal de Independent Commission for Historically Contaminated Cultural Heritage alleen niet-bindende adviezen opstellen. Daarbij gaat het zowel om claims van slachtoffers van de Holocaust of hun nabestaanden, als kunst die door kolonialisme in het land terecht is gekomen. Dit is een belangrijk verschil met de zojuist beschreven restitutiecommissies, die alleen zaken behandelen die zien op nazi-roofkunst. Koloniale roofkunst kreeg lange tijd minder aandacht dan nazi-roofkunst, maar dat is al sinds de jaren negentig aan het verschuiven. Mogelijk ligt er in de toekomst ook een rol voor de restitutiecommissies weggelegd met betrekking tot koloniale roofkunst.
Op 24 oktober 2023 adviseerde de Nederlandse Restitutiecommissie de gemeente Rotterdam om het ivoren reliëf Hodegetria of Maria met kind te restitueren aan de erfopvolgers van de firmanten van Kunsthaus A.S. Drey. Het reliëf was in 1958 door de gemeente aangekocht uit de nalatenschap van D.G. van Beuningen voor plaatsing in Museum Boijmans Van Beuningen. In het licht van het onderzoek door het Expertisecentrum Restitutie (ECR) werd aannemelijk geacht dat dit kunstwerk waarschijnlijk afkomstig is uit de collectie van kunsthandel A.S. Drey te München. Deze kunsthandel was tot 1936 in handen van de Duits-Joodse familie Drey. Zij wisten in 1936 en 1939 Duitsland uit te komen. Bovendien was het geloofwaardig dat het reliëf onvrijwillig was verkocht, als gevolg van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Dit resulteerde in financiële problemen, waardoor de familie zich genoodzaakt zag het reliëf van de hand te doen. Pogingen om het reliëf terug te krijgen kregen al vorm in 1948. De gemeente Rotterdam heeft met het bindend advies ingestemd en zal het kunstwerk aan de erfopvolgers van de firmanten van Kunsthaus A.S. Drey restitueren.
Fritz Grünbaum
Een succesvoller verhaal is dat van de familie van Fritz Grünbaum, een Joodse cabaretier die tijdens de Tweede Wereldoorlog is vermoord in concentratiekamp Dachau. Via allerlei rechtszaken hebben ook deze familieleden geprobeerd om zeven werken van de Oostenrijkse kunstenaar Egon Schiele terug te krijgen. Eind vorig jaar zijn deze kunstwerken teruggegeven. Naar schatting ligt de waarde van de schilderijen tussen de 780.000 dollar en 2,75 miljoen dollar. In totaal had Grünbaum 81 kunstwerken van deze kunstenaar. Na zijn arrestatie is de echtgenote van Grünbaumonder onder druk gezet door de nazi’s om de collectie te overhandigen. De kunst is daarop door de nazi’s verkocht en is daarna nog jaren verhandeld. De rechter oordeelde dat de stukken nooit vrijwillig waren verkocht of weggegeven, waarmee zijn nakomelingen de rechtmatige eigenaren zijn. Toen bleek dat de zeven werken door een handelaar in Manhattan waren verkocht, kon het OM daar een zaak van maken. De privéverzamelaars en beroemde musea gaven de stukken vrijwillig op zodra ze van het OM vernamen dat het om gestolen kunst ging.
Veilingen of per toeval
Het komt vaker voor dat geroofde kunst in veilingen opduikt en zodoende de weg terugvindt naar de rechtmatige eigenaren. Zo werd er vorig jaar op een veiling in Tokio het 16e-eeuwse doek Madonna met kind door Alessandro Turchi ontdekt door medewerkers van het Poolse ministerie van Cultuur. Het kostbare schilderij stond op de lijst van de 521 waardevolste kunstwerken die onder het nazibewind in Polen waren geroofd. De oorspronkelijke eigenaar was een lid van de Poolse adellijke familie Lubomirski. Over de teruggave is lang onderhandeld, maar uiteindelijk hebben een veilinghuis en de laatste eigenaar het schilderij zonder kosten aan Polen overhandigd.
Soms worden kunstschatten per toeval teruggevonden. Zo ook tijdens een doorzoeking wegens mogelijke belastingontduiking in München in 2012. Daar werd bij de doorzoeking van een flat opeens een verzameling van vijftienhonderd kunstwerken aangetroffen, waarvan er honderden onder de noemer roofkunst vielen. Een deel van de werken stond zelfs internationaal geregistreerd als vermist. Een aantal kunstwerken hadden ooit deel uitgemaakt van de eerder genoemde reizende expositie. De flat behoorde toe aan Cornelius Gurlitt, de zoon van Hildebrand Gurlitt. Hij was tijdens de Tweede Wereldoorlog een kunstverzamelaar die ook in opdracht van de Duitsers werkte. De gevonden verzameling omvatte kunstschatten van onder meer Picasso, Matisse en Liebermann. De ontdekking werd bijna twee jaar stil gehouden opdat een kunsthistorica de kans kreeg om de collectie te inventariseren. Uiteindelijk lekte het nieuws toch uit, wat leidde tot een heuse sensatie. Inmiddels is een aantal schilderijen uit de collectie teruggekeerd naar de oorspronkelijke eigenaar of ter veiling aangeboden.
Joodse gemeenschap
In bovenstaande gevallen waren het de erfgenamen die actief achter de teruggave aan gingen. Hoe zit het als er geen rechtmatige eigenaren en/of erfgenamen zijn? Dit sluit aan bij een van de bredere vraagstukken die zich voordoet bij de restitutie van roofkunst, namelijk aan wie moet worden gerestitueerd. In de Washington Principles wordt gesproken van een ‘teruggavebeleid gebaseerd op redelijkheid en billijkheid’. In Nederland is er in 2021 voor gekozen om werken die niet kunnen worden teruggeven en waarvan geen nabestaanden van de rechtmatige eigenaren meer worden gevonden, terug te geven aan de Joodse gemeenschap. Een ander voorbeeld van hoe hiermee kan worden gegaan is bijvoorbeeld dat de cultuurgoederen wel in musea zichtbaar zijn, maar onder de vermelding dat het in de oorlog door de Duitsers is geroofd of onder dwang is verkocht. Daarmee wordt dus immers ook duidelijk gemaakt dat het museum of de Staat niet de rechtmatige eigenaar is.
In 2016 verscheen het evaluatierapport “Streven naar Rechtvaardigheid” van de Commissie evaluatie restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog. Daarin werd geobserveerd dat sinds 2007 geen structureel onderzoek meer plaatsvond naar herkomst van nazi-roofkunst. Dit is in strijd met de Washington Principles, zeker nu de komst van nieuwe technologie en bronnen kan leiden tot nieuwe perspectieven. Inmiddels zijn er in Nederland verschillende herkomstonderzoeksprojecten opgestart. De Nederlandse musea hebben onder leiding van de Museumvereniging in twee fasen onderzoek gedaan naar de herkomst van kunstwerken in hun collecties: Museale Verwervingen 1940-1948 en Museale Verwervingen vanaf 1933. De eerste fase vond plaats aan het eind van de jaren negentig, de tweede fase tussen 2009 en 2013. Op de lijst met objecten met een (mogelijk) problematische herkomstgeschiedenis staan onder meer een aantal Kandinsky’s en schilderijen van de Nederlandse schilder Jan Toorop, maar ook een begrafeniskom, vazen, gedenkborden, een suikerstrooier en een vleesvork met een parelmoeren heft.
Conclusie
In dit artikel kwamen verscheidene ontwikkelingen rond nazi-roofkunst aan bod. Hierbij bleek dat er zowel goede stappen worden gezet als dat er ruimte is voor verbetering. De implementatie van de Washington Principles laat in behoorlijk wat landen nog op zich wachten. Mogelijk blaast de groeiende discussie over koloniale roofkunst ook dit debat nieuw leven in. Dat eigendomgerechtigden zich daardoor op civiele procedures moeten beroepen komt het proces van restitutie echter niet altijd ten goede. Gelukkig zijn er ook succesverhalen, zoals in het geval van Madonna met kind en Hodegetria of Maria met kind.
Julia studeert Liberal Arts and Sciences aan de Universiteit Utrecht, met een hoofdrichting in Internationale betrekkingen in historisch perspectief. Daarnaast heeft ze de bachelor Notarieel Recht afgerond.
Beeld: Shutterstock