De verborgen kosten van decarbonisatie

Analyseren van de implicaties van de EU-Rwanda ruwe mineralen deal op het leiderschap van de EU op het gebied van duurzaamheid.
Sinds de introductie in 2020 is de Green Deal van de Europese Unie (EU) een modewoord geworden in de Europese (en internationale) politiek. Met deze deal begon het continent aan een missie om de CO2-uitstoot tegen 2030 te halveren en om tegen 2050 zelfs het eerste klimaatneutrale continent te worden.
Over dit akkoord, met voorgestelde acties om de Europese energiesector om te vormen naar efficiëntere en hernieuwbare energiebronnen, is al eerder geschreven door redacteuren hier bij Shaping Europe. In 2020 bespraken de auteurs bijvoorbeeld de mogelijkheid van de EU om een leidende rol te spelen in de overgang naar duurzaamheid, voordat ze verder ingingen op de noodzaak van zeldzame aardmetalen in deze overgang, waarbij ze opriepen tot duurzame mijnbouwpraktijken.
Dit jaar hebben zich echter verschillende belangrijke ontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot de start van de overeenkomst, met name wat betreft zeldzame aardmetalen. Dit vraagt om verder onderzoek naar de acties van de EU en de mate waarin het continent met succes een leidende rol op zich neemt in de overgang naar klimaatneutraliteit.
Memorandum van overeenstemming EU-Rwanda
Zoals wordt benadrukt in het tweede artikel hierboven, zijn er voor de huidige plannen voor ‘decarbonisatie’ aanzienlijke hoeveelheden grondstoffen nodig, vooral in de vorm van zeldzame aardmetalen die worden gebruikt voor elektrificatie, zoals lithium, kobalt en koper. Dit heeft aantoonbaar geleid tot een gevoel van wereldwijde urgentie, waarbij zowel private als publieke actoren zich haasten om de grondstoffen te bemachtigen die nodig zijn om hun ‘groene doelstellingen’ te halen. Maar hoewel Europa over reserves van belangrijke mineralen beschikt, stuiten plannen om mijnbouw op het continent te starten op hevig verzet van de plaatselijke bevolking, die vaak wijst op de negatieve gevolgen van de mijnen voor het plaatselijke milieu.
Daarom moest de EU haar heil elders zoeken. In februari van dit jaar introduceerden de EU en Rwanda hun nieuwe ‘Memorandum of Understanding on Sustainable Raw Materials Value Chains‘ (MoU). Dit memorandum heeft expliciet tot doel “de rol van Rwanda in het bevorderen van duurzame ontwikkeling en veerkrachtige waardeketens in heel Afrika te versterken”. Het voorziet verder in nauwe samenwerking tussen de EU en Rwanda op het gebied van onderzoek en capaciteitsopbouw, met als doel banden en samenwerking tot stand te brengen tussen de Rwandese mijnbouwactiviteiten en de Europese markt.
In de verklaring wordt gesteld dat dit partnerschap voor de EU “zal bijdragen aan het verzekeren van een duurzame grondstoffenbevoorrading”, wat een essentiële voorwaarde is voor het behalen van de “groene en schone” energiedoelstellingen van het blok. Er staat ook dat, aangezien waardeketens voor mineralen van cruciaal belang zijn voor de economie van Rwanda, het land een “centrum voor waardetoevoeging” in de minerale sector kan worden, wat wijst op de waarde van deze overeenkomst voor de Rwandese regering.
Geroofde mineralen?
Kort nadat de deal openbaar was gemaakt, kwam er echter veel kritiek, waarbij velen specifiek wezen op de recente betrokkenheid van Rwanda bij het voortdurende conflict in de naburige Democratische Republiek Congo (DRC). De DRC heeft een ongelooflijke hoeveelheid bodemschatten, waaronder koper, diamant, tin en wolfraam. Bovendien bevat het land meer dan 49% van de bekende kobaltreserves ter wereld en is het de zevende grootste mijnbouwproducent ter wereld (voor alle metalen en mineralen). De delfstoffenwinning in het land wordt momenteel echter gekenmerkt door een gebrek aan transparantie, verantwoording en doeltreffendheid van de overheid tegen corruptie. Bovendien worstelt het land met de bestrijding van de exploitatie van en illegale handel in mineralen op zijn grondgebied.
Interessant is dat een rapport van de Verenigde Naties (VN) uit 2020 de schijnwerpers heeft gericht op de betrokkenheid van Rwanda bij wat in het rapport “geraffineerde smokkelnetwerken” worden genoemd, waarbij goud en coltan worden gewonnen uit Congolese conflictgebieden. In dit rapport wordt beweerd dat Rwandese actoren de waardevolle grondstoffen uit de DRC illegaal doorsluizen naar de wereldwijde consumentenketen voor zeldzame mineralen in Rwanda. De auteurs suggereren ook dat dit verklaart waarom Rwanda onlangs een van de grootste exporteurs van coltan ter wereld is geworden, ondanks het feit dat het zelf weinig producerende mijnen heeft. Deze bewering wordt ook herhaald door de minister van Financiën van de DRC, Nicolas Kazadi, die stelt dat de smokkel van Congolese mineralen door Rwanda de DRC meer dan 1 miljard dollar per jaar kost.
Verergert de EU het conflict tussen Congo en Rwanda?
Dit roept dus vragen op over de oorsprong van de Rwandese mineralen en wat er zich momenteel afspeelt in de grensgebieden tussen de DRC en Rwanda. De twee buurlanden hebben een lange en gewelddadige geschiedenis van conflicten en Al Jazeera schat dat sinds het begin van het geweld in de DRC in 1997 meer dan 6 miljoen mensen het leven hebben gelaten. In 2022 verhevigden de gevechten zich verder, voornamelijk door het opnieuw opduiken van de rebellenmilitie M23. Deze groep werd in 2012 gevormd als reactie op de mislukte uitvoering van een vredesakkoord door de regering en is recentelijk uitgegroeid tot een van de meest actieve niet-statelijke gewapende groepen in het land.
Opnieuw zijn de minerale rijkdommen een grote factor geweest in de huidige crisis, waarbij verschillende gewapende groepen strijden om de controle over de mijnen en de inkomsten gebruiken om hun oorlogen te financieren. Nog belangrijker is dat de DRC Rwanda ervan beschuldigt M23 te financieren en wapens en personeel te leveren om strategische gebieden en steden in te nemen. Dit werd ook bevestigd in een VN-rapport uit 2022, waarin fotografisch bewijs werd geleverd van Rwandees militair personeel samen met de militante groep. Hoewel Rwanda dit ontkent, zijn er in de hele DRC anti-Rwandaprotesten uitgebroken, waarbij demonstranten Rwandese vlaggen en vlaggen van westerse landen die Rwanda steunen hebben verbrand.
Bovendien beweerde de Congolese president Félix Tshisekedi onlangs dat Rwanda de bodemschatten van de DRC plundert en daardoor ‘rijkdom exporteert die het niet heeft’. Tshisekedi benadrukte verder het verband tussen Rwanda en M23 door te stellen dat “met de opbrengst van deze illegale verkoop, zij hun legers zullen uitrusten en hun ambities in de DRC zullen voortzetten”. Dit heeft ervoor gezorgd dat journalisten over de hele wereld de overeenkomst tussen de EU en Rwanda zeer ‘controversieel’ hebben genoemd, waarbij ook werd gewezen op de betrokkenheid van M23 bij de mineraalmijnen rond de oostelijke conflictgebieden. We moeten ons dus opnieuw afvragen hoe ‘schoon’ de winning van deze mineralen is en of het de aanhoudende conflicten in de regio niet juist kan verergeren.
De kosten van ontkoling
Als we naar het bredere plaatje kijken, zien we dat veel van de belangrijkste mineralen die nodig zijn voor de productie van hernieuwbare technologieën te vinden zijn in landen in het ‘Mondiale Zuiden’ (een term die verwijst naar postkoloniale landen en landen met lagere inkomens). Het International Institute for Sustainable Development schrijft dat deze toegenomen vraag tot economische bloei zou moeten leiden in landen die over reserves van mineralen als kobalt en lithium beschikken. De toegenomen buitenlandse investeringen zouden “kunnen leiden tot hogere staatsinkomsten uit belastingen en royalty’s, verbeterde infrastructuur, meer banen en hogere uitgaven voor lokale bedrijven, gezondheidszorg en onderwijs”.
Velen beweren echter dat dit niet het geval is, want hoewel de winning van deze mineralen een ‘groenere’ toekomst voor Westerse samenlevingen belooft, wordt veel van de sociale en milieuschade in plaats daarvan geëxternaliseerd naar het Zuiden. Critici beweren dus dat de huidige energietransitie gebaseerd is op een ‘extractivistische logica’ die oude koloniale patronen van ongelijke ontwikkeling reproduceert. Sommigen beweren bijvoorbeeld dat de EU ‘opofferingszones’ creëert door inwoners van Europa te laten genieten van ‘schone’ energie, terwijl de lokale Congolese bevolking wordt blootgesteld aan intensiever geweld en meer vervuiling.
Maar wat de huidige activiteiten onderscheidt van koloniaal extractivisme is waarschijnlijk de rechtvaardiging erachter, waardoor het moeilijk te veroordelen is. Koolstofarme bronnen en hernieuwbare energie worden vaak gezien als rechtvaardiger dan traditionele koolstofintensieve alternatieven. Bovendien, terwijl eerdere winningsprojecten vaak werden gerechtvaardigd in termen van ‘voordelen op nationaal niveau’ (die verondersteld werden op te wegen tegen de schade op lokaal niveau), worden nieuwe winningsprojecten eerder gerechtvaardigd in termen van een ‘wereldwijde noodzaak’. Naarmate staten het dus eens zijn over de collectieve noodzaak voor een groene transitie, kunnen projecten die voorheen misschien moeilijk te rechtvaardigen waren (zowel in termen van milieukosten als sociale kosten) nu acceptabeler worden en zelfs als essentieel worden beschouwd voor urgente en effectieve klimaatmaatregelen.
Behoefte aan leiderschap van de EU
Wereldwijd is er een duidelijke behoefte aan een overgang naar hernieuwbare bronnen en met de Green Deal heeft de EU het voortouw genomen. Jutta Urpilainen, de voormalige Europese commissaris voor internationale partnerschappen, verklaarde dat de recente focus van het blok op het veiligstellen van grondstoffen niet alleen gaat over handel en investeringen, maar eerder over ‘de planeet en de mensen die zullen profiteren van een duurzame, transparante en veerkrachtige waardeketen van kritieke grondstoffen’.
De overeenkomst tussen de EU en Rwanda is een stap in de richting van een uitbreiding van de hernieuwbare energieproductie op het continent. Velen beweren echter dat in deze overeenkomst geen rekening is gehouden met de mogelijke negatieve gevolgen voor het conflict in de regio en dat de vele rode vlaggen rond de Rwandese mineraalproductie, zoals reeds benadrukt door actoren zoals de VN, genegeerd worden. Interessant is dat de Europese Commissie, na weken van kritiek, een verklaring uitbracht waarin ze het recente offensief van M23 in de DRC veroordeelde. Velen beweren echter dat de betrokkenheid van Rwanda in de DRC “bekend was bij de EU toen ze de overeenkomst aanging”, waardoor ze vraagtekens zetten bij de bedoelingen achter de nieuwe verklaring en of deze een verschil zal maken.
Er is al sprake van een ongelijke last voor landen als gevolg van de klimaatverandering, waarbij landen in het Zuiden aantoonbaar te maken krijgen met de gevolgen van buitensporige emissies uit het Noorden. Daarom is het nu belangrijk om ervoor te zorgen dat de overgang naar een duurzamere planeet niet dezelfde patronen volgt, wat opnieuw leidt tot een ongelijke last voor de landen die de belangrijkste mineralen produceren die nodig zijn voor een wereldwijde overgang.
Als we kijken naar het doel van de EU om een leider te worden op het gebied van duurzaamheid en andere continenten de weg te wijzen, dan is het duidelijk dat het blok de verantwoordelijkheid heeft om zich bezig te houden met duurzame en rechtvaardige mijnbouwpraktijken. Door overhaast twijfelachtige deals te sluiten, waarbij mogelijk mineralen worden betrokken die uit oorlogsgebieden zijn geroofd, verzuimt de EU in plaats daarvan een norm te stellen, waardoor we ons afvragen hoe ‘rechtvaardig’ de groene transitie precies zal zijn.
Agnes heeft een BASc in Global Sustainable Development van de University of Warwick, een MSc in International Development Studies van de Universiteit van Amsterdam en een MSc in Migration Studies van de Universitat Pompeu Fabra. Ze heeft ervaring in het Europese maatschappelijke middenveld en verkent nu de wereld van de journalistiek.
Beeld: Shutterstock