Psychische mishandeling: in Nederland voldoende strafbaar gesteld?
Een oproep om psychische mishandeling expliciet strafbaar te stellen.
Psychische mishandeling is de meest voorkomende vorm van gendergerelateerd geweld in Nederland: 32% van de Nederlandse vrouwen die een relatie heeft gehad, heeft te maken gehad met psychische mishandeling. Psychische mishandeling heb je dan ook waarschijnlijk weleens voorbij horen komen in het nieuws. Het wordt namelijk vaak gezien als een voorbode van femicide, vrouwenmoord. Enkele mensenrechtenconventies stellen een strafbaarstelling daarom verplicht. Een voorbeeld van zo’n conventie is het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, beter bekend als de Istanbul Conventie. Naleving van de Istanbul Conventie is voor partijen van de conventie verplicht, dus ook voor Nederland en de Europese Unie (EU) in zijn geheel.
Ondanks de steeds harder klinkende tegengeluiden over de huidige Nederlandse aanpak van psychische mishandeling, heeft Nederland momenteel nog geen aparte strafbaarstelling van psychische mishandeling. Houdt Nederland zich desondanks aan de verplichtingen van de Istanbul Conventie of is er momenteel sprake van een lacune in de Nederlandse wetgeving? Ik bepleit in dit artikel dat er inderdaad sprake is van een lacune en dat het aan de wetgever is om dat gat in de wet te dichten.
Wat is psychische mishandeling?
De term psychische mishandeling is vaak verwarrend. Mensen spreken namelijk ook vaak over psychisch geweld en emotionele mishandeling. Deze drie termen betekenen hetzelfde. De Istanbul Conventie definieert psychische mishandeling in artikel 33 als: “De opzettelijke gedragingen die ernstige schade toebrengen aan iemands geestelijke integriteit, door middel van dwang of bedreiging.” Volgens de conventie valt onder psychische mishandeling een patroon van stelselmatig kleinerend en vernederend gedrag, isolatie, ernstige verwaarlozing, het afsluiten van levensbehoeften en het creëren van een vergaande afhankelijkheidsrelatie, intimidatie en dwingende controle. Dwingende controle is het structureel inzetten van controlerende tactieken om dominantie uit te oefenen over het slachtoffer. Slachtoffers wordt hierbij toegang tot geld, eten, communicatie of vervoer ontzegd, terwijl ze worden gedwongen contact met naasten te vermijden. Zoals je misschien al opvalt, hebben de meeste vormen van psychische mishandeling een stelselmatig en herhalend karakter. Psychische mishandeling heeft daarmee een fundamenteel ander karakter dan de meeste vormen van fysieke mishandeling, waarbij je bijvoorbeeld moet denken aan een ander slaan, schoppen, bijten, knijpen, krabben, aan haren trekken of brandwonden toebrengen.
Verplichtingen van de Istanbul Conventie
Als we verschillende mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International en het College voor de Rechten van de Mens, moeten geloven, is een strafbaarstelling van psychische mishandeling volgens de Istanbul Conventie verplicht. Wat houdt deze verplichting nu eigenlijk in? De Istanbul Conventie stelt in artikel 33 verplicht dat partijen, dus ook Nederland, maatregelen nemen die nodig zijn om te waarborgen dat psychische mishandeling strafbaar wordt gesteld. Deze maatregelen kunnen zowel wetgevend als niet-wetgevend zijn. Dit klinkt wat ingewikkeld, maar wordt gelukkig toegelicht in het Explanatory Report/Verklarend Rapport van de Istanbul Conventie. Zo staat in dit rapport dat bepaalde termen in artikel 33 van de conventie doelbewust niet zijn gedefinieerd, zoals “opzettelijke gedragingen”, en “dwang of bedreiging”.
Waarom de termen niet worden gedefinieerd, staat niet in het Verklarend Rapport. Een reden kan zijn om op deze manier de partijen zo veel mogelijk vrijheid in hun wijze van implementatie te geven. Wel noemt de Istanbul Conventie uitdrukkelijk dat artikel 33 zich inderdaad richt op structureel schadelijk en dwingend gedrag. Een gevolg hiervan is dat na implementatie gedrag strafbaar is dat in incidentele vorm de strafrechtelijke grens soms niet zou overschrijden. Dit houdt in dat de handelingen losstaand niet strafbaar zijn, maar het patroon wel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de hierboven genoemde vorm van psychische mishandeling, dwingende controle: iemand een keer vervoer weigeren zou volgens de Istanbul Conventie niet strafbaar zijn, maar iemand structureel vervoer ontzeggen wel.
Wat ook uit het Verklarend Rapport blijkt, is dat het partijen vrij staat om psychische mishandeling op niet-strafrechtelijke wijze aan te pakken. Het Verklarend Rapport onderschrijft daarentegen wel de voorkeur voor een strafrechtelijke aanpak. Een niet-strafrechtelijke aanpak is enkel toegestaan als deze aanpak net zo effectief, proportioneel en afschrikwekkend is als een strafrechtelijke. Met een niet-strafrechtelijke aanpak kun je dan bijvoorbeeld denken aan een bestuursrechtelijke of civielrechtelijke aanpak. Partijen mogen verder psychische mishandeling onder meerdere delictsomschrijvingen laten vallen.
De verplichtingen die partijen hebben ten aanzien van de Istanbul Conventie zijn dus dat er een sluitend wettelijk kader bestaat, waarin alle vormen van psychische mishandeling strafbaar zijn gesteld, of in ieder geval op effectieve, proportionele en afschrikwekkende wijze worden aangepakt.
Artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
De wetgever noemde meestal voornamelijk artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) als meest relevante grondslag voor de Nederlandse aanpak van psychische mishandeling. Zo ook de toenmalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Hugo de Jonge, de toenmalige minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Maarten van Ooijen, specifiek in 2020, 2022 en 2023. Zij noemden hoofdzakelijk artikel 300 Sr als grondslag voor psychische mishandeling in verschillende beleidsdocumenten over psychische mishandeling, namelijk in antwoorden op Kamervragen van de (toenmalig) Tweede Kamerleden Vera Bergkamp (D66), Nevin Özütok (GroenLinks) en Kirsten van den Hul (Partij van de Arbeid), in verschillende beslisnota, en in een Kamerbrief. De wettekst van artikel 300 Sr is:
- Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid.
- Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.
De Hoge Raad stelde in 2017 dat gedragingen als mishandeling worden gekwalificeerd die als gevolg hebben (1) lichamelijk letsel en pijn, (2) min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam, en/of (3) benadeling van de gezondheid. Wat hieraan opvalt, is dat het enkel uitlegt bij welke gevolgen sprake is of kan zijn geweest van mishandeling, in plaats van welke gedragingen vallen onder mishandeling. Dit leidt ertoe dat veel verschillende gedragingen onder artikel 300 Sr kunnen vallen.
Benadeling gezondheid
In dezelfde lijn argumenteerden de ministers en staatssecretarissen dan ook dat psychische mishandeling momenteel al onder artikel 300 Sr valt, door lid 1 en lid 4 van artikel 300: indien psychische mishandeling leidt tot gezondheidsklachten (lid 4), kan mishandeling worden bewezenverklaard (lid 1). De ministers en staatssecretarissen haalden hierbij voornamelijk een uitspraak van het hof van 2017 aan, waarin het wees dat het kleineren en opsluiten in een (koude) kamer van een kind psychische mishandeling is, die valt onder artikel 300 Sr.
Naar aanleiding van de beleidsdocumenten, hebben steeds meer feitenrechters deze argumentatielijn gevolgd. Feitenrechters zijn de rechters in eerste en tweede aanleg, dus de rechters bij de rechtbank en bij het hof. De Hoge Raad oordeelt niet over feiten, maar enkel over hoe de feitenrechters de wet hebben uitgelegd en toegepast. Bij deze ontwikkeling in de feitenrechtspraak zijn echter wel drie kanttekeningen bij te plaatsen. Allereerst gaat het in alle zaken om situaties waarbij kinderen vermeend slachtoffer zijn van de ouder(s). Als tweede is in de meeste van deze uitspraken ook sprake van fysieke mishandeling. De psychische mishandeling is dan een klein onderdeel van de algehele mishandeling of de psychische mishandeling bestaat eruit dat kinderen fysieke mishandeling aanschouwden. Aan de hand van deze uitspraken, inclusief de uitspraak van het hof, kan aldus niet worden vastgesteld dat ook tot vervolging van psychische mishandeling middels artikel 300 Sr was gekomen, als er geen sprake was van minderjarige slachtoffers. Ook kan niet worden vastgesteld dat ook tot vervolging van psychische mishandeling middels artikel 300 Sr was gekomen als niet ook sprake was van aanwezigheid van fysieke mishandeling. Als derde wordt alleen bij de uitspraak van het hof het stelselmatige en herhalende karakter van psychische mishandeling onderstreept. Bij de andere zaken waarin tot vervolging van psychische mishandeling op grond van artikel 300 Sr is gekomen, in eerste aanleg, wordt dit belang niet zo onderstreept. Dit staat in contrast met de definitie van de Istanbul Conventie, die het belang van het inzien van het structurele karakter van psychische mishandeling juist voorop plaatst.
Deze kanttekeningen plaats ik niet alleen, maar plaatsen ook de eerder genoemde mensenrechtenorganisaties, rechtsliteratuur en Tweede Kamerleden. De laatsten, Vera Bergkamp, Nevin Özütok en Kirsten van den Hul, schreven er in 2020 een consultatienota over, ter oriëntatie op een strafrechtelijke bepaling, bijvoorbeeld expliciet in artikel 300 Sr. Daarnaast noemen zij allemaal dat de Hoge Raad nog nooit een uitspraak heeft gedaan over psychische mishandeling. Sterker nog, tot 2014 hebben de Hoge Raad en de bijbehorende advocaten-generaal bevestigd dat artikel 300 Sr enkel strekt tot bescherming van het lichaam en dus niet tot de geest. Uit uitspraken van de Hoge Raad en de (bijbehorende) conclusies van de advocaten-generaals, die gaan over of psychische mishandeling onder artikel 300 Sr kan vallen, komen steeds dezelfde redenen naar voren; de oorspronkelijke wettekst van artikel 300 Sr laat zien dat het enkel strekt tot bescherming van het lichaam. De ratio van artikel 300 Sr wijst ook die kant op; het artikel lijkt zich te richten tot bescherming van de fysieke integriteit.
Extensieve interpretatie
Omdat de Hoge Raad sinds 2014 geen uitspraak heeft gewezen over psychische mishandeling en artikel 300 Sr, is er nu vooral onduidelijkheid over de reikwijdte van artikel 300 Sr. De feitenrechtspraak interpreteert naar aanleiding van de beleidsdocumenten extensief, oftewel ruim, terwijl de Hoge Raad sinds 2014 geen uitspraak meer heeft gedaan over psychische mishandeling. In ieder geval blijkt tot nu toe dat de uitspraken enkel zijn gedaan in zaken waarbij kinderen vermeend slachtoffer waren van de ouder(s), waarbij tevens sprake was van fysieke mishandeling en waarin weinig nadruk lag op het structurele karakter van psychische mishandeling. Hiermee bepleit ik dan ook dat artikel 300 Sr momenteel geen sluitend wettelijk kader biedt om psychische mishandeling aan te pakken.
Deze mening deel ik met het orgaan dat toezicht houdt op de naleving van de partijen van de Istanbul Conventie, het orgaan GREVIO. GREVIO, Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence, waardeert de rechtsontwikkeling sinds 2017 binnen de feitenrechtspraak wel degelijk, maar plaatst dezelfde drie kanttekeningen als ik hierboven opsomde. En dan nog iets opvallends: in het GREVIO Baseline Evaluation Report Netherlands uit 2018, het meest recente rapport dat de Rijksoverheid zelf formuleerde over de naleving van de Istanbul Conventie, werd artikel 300 Sr helemaal niet onder de aanpak van psychische mishandeling genoemd. Wél noemde de Rijksoverheid artikel 300 Sr onder de uitleg van hoe zij fysieke mishandeling aanpakt. Expliciet staat zelfs in het rapport dat artikel 300 Sr volgens de Rijksoverheid inderdaad strekt tot bescherming tegen fysieke mishandeling. Hiermee stelt het Baseline Report uit 2018 het tegenovergestelde van de feitenrechtspraak – die al in 2017 een nieuwe rechtsontwikkeling vormde – en de daaropvolgende beleidsdocumenten. Zij schaarden de aanpak van psychische mishandeling immers hoofdzakelijk onder artikel 300 Sr.
De wetgever geeft in diezelfde beleidsdocumenten aan dat het aan de rechter is om 300 Sr ruimer te interpreteren: het moet niet alleen fysieke maar ook psychische mishandeling omvatten. De vraag is dan ook of de Hoge Raad deze ontwikkeling in deze tijd zou volgen of dat hij zou vasthouden aan de lang gebruikte wetsuitleg. Los daarvan is het volgens Vera Bergkamp, Nevin Özütok en Kirsten van den Hul de vraag of het wel wenselijk is als de Hoge Raad zo extensief zou interpreteren. Is het niet aan de democratisch gelegitimeerde wetgever om nieuwe kaders vast te stellen? Komt het legaliteitsbeginsel niet in het geding als voor de Nederlander niet duidelijk is welk gedrag (niet) strafbaar is? GREVIO schrijft daarnaast dat slachtoffers eerder aangifte doen en psychische mishandeling effectiever kan worden aangepakt als er duidelijkheid is over strafbaarstelling. Die duidelijkheid lijkt nu te ontbreken en de verantwoordelijkheid om daar verandering in te brengen legden de Tweede Kamerleden bij de wetgever. Zij stellen in hun consultatienota uit 2020: “Het is niet wenselijk dat de rechterlijke macht het gevoel krijgt de hete kolen voor de wetgever uit het vuur te halen.”
Wetgever aan zet
Ik sluit me aan bij de Tweede Kamerleden, GREVIO, Amnesty International en het College voor de Rechten van de Mens. Er is momenteel geen sluitend wettelijk kader van psychische mishandeling. Er is daarnaast weinig aandacht voor het juist zo structurele karakter ervan, waarvan de Istanbul Conventie het belang zo onderstreept. Er is nog geen uitspraak gedaan, ook niet binnen de feitenrechtspraak, waarin het niet ging om een kind dat vermeend slachtoffer was van de psychische mishandeling door de ouders. Er zijn weinig voorbeelden van zaken waarin de psychische mishandeling zonder tevens aanwezige fysieke mishandeling leidde tot veroordeling. Tot de tijd dat de Hoge Raad zich uitspreekt, is er vooral onduidelijkheid. Een stap in de juiste richting om die onduidelijkheid te verhelpen is om psychische mishandeling expliciet toe te voegen aan 300 Sr. De wetgever wijst dan wel naar de rechtspraak voor de verantwoordelijkheid over een sluitend wettelijk kader van, of in ieder geval meer duidelijkheid over psychische mishandeling, maar ik wijs naar de wetgever.
Suus ter Horst studeert Rechtsgeleerdheid aan het Utrecht Law College en studeert daarnaast Liberal Arts & Sciences aan de Universiteit Utrecht. Zij specialiseert zich in strafrecht, internationaal recht, mensenrechten, religiewetenschappen, kunstgeschiedenis en conflict.
Beeld: Shutterstock