Economie en Infrastructuur

Een nieuwe fase voor het Stabiliteits- en Groeipact?

Wat is het Stabiliteits- en Groeipact en hoe ziet de toekomst van het pact eruit?

Onlangs presenteerden Minister van Financiën Sigrid Kaag en haar Spaanse collega Nadia Calviño tijdens een vergadering van de EU-ministers van Financiën hun gezamenlijke discussiestuk over de begrotingsregels in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). In het SGP staat dat het overheidstekort niet hoger mag zijn dan 3% van het bruto binnenlands product (bbp) en dat de overheidsschuld maximaal 60% van het bbp mag zijn. 

Deze samenwerking is opvallend gezien de meningsverschillen van Nederland en Spanje met betrekking tot financieel beleid. In het kort pleiten ze voor maatwerk per land in plaats van de strenge regels die in het pact zijn opgenomen. Maar wat is het SGP eigenlijk? Waarom zal het aangepast worden? En wat houdt het voorstel van Kaag en Calviño precies in?

Geschiedenis van het Stabiliteits- en Groeipact 

Het SGP is een in Dublin in 1997 gesloten pact door potentiële eurolanden en is later vastgesteld in het Verdrag van Amsterdam. De regeringen van de eurozone spraken af hun begrotingstekorten onder controle te krijgen in het belang van de stabiliteit van de toekomstige gemeenschappelijke munteenheid. Het pact bevat afspraken tussen landen van de Economische en Monetaire Unie die de waardevastheid van de euro moeten garanderen. Het werd getekend op aandringen van voornamelijk Duitsland en ingegeven door bezorgdheid over de verschillende situaties van de lidstaten om te voldoen aan de convergentiecriteria. Dit zijn normen waaraan EU-lidstaten moeten voldoen voordat ze de euro mogen invoeren, waaronder lage nationale begrotingstekorten en inflatie en beheersing van de overheidsschuld en rentetarieven. 

In het SGP staan drie belangrijke regels. Ten eerste moeten de afspraken een evenwichtige begroting op middellange termijn (over de conjunctuurcyclus) realiseren. Van lidstaten wordt verwacht dat ze een gebalanceerd budget hebben. Hiermee moet gedurende de conjunctuurcyclus een verdere toename van de staatsschuld, meer dan de oorspronkelijke 60% van het bbp, worden voorkomen. Ten tweede mogen landen geen overmatige tekorten hebben (begrotingstekorten). Tekorten boven de 3% van het bbp worden beboet, met een maximum van 0,5% van het bbp. Bij buitensporige tekorten worden dus procedures in werking gesteld. De Raad van de Europese Unie kan een land erop aanspreken en dus zelfs boetes opleggen als ze zich niet aan deze afspraken houden. Toch is de handhaving van de regels niet altijd even streng. Ten derde is vastgesteld dat er geen sancties worden opgelegd in uitzonderlijke omstandigheden, zoals een natuurramp of langdurige recessie. 

Aan het begin van de coronapandemie werden de regels met betrekking tot de begrotingstekorten en staatsschulden tijdelijk buiten werking gesteld vanwege deze uitzonderlijke (economische) omstandigheid. Lidstaten konden op die manier het geld gebruiken om burgers en bedrijven te ondersteunen. Vanwege de oorlog in Oekraïne en de onzekerheid voor de economie die dit met zich meebrengt, blijven deze regels mogelijk nog langer buiten werking. 

Recente ontwikkelingen

Verwacht wordt dat de Europese Commissie deze zomer met eerste voorstellen komt om het SGP te hervormen. De Zuid-Europese lidstaten willen af van de starre regels. De gedachte is dat schulden houdbaar zijn vanwege de huidige lage rentes. Bovendien zijn er Zuid-Europese lidstaten met een staatsschuld van wel twee keer zo hoog als de maximaal toegestane hoeveelheid. 

Zoals genoemd kwamen Nederland en Spanje met een gemeenschappelijk standpunt over het SGP. Dat dit juist deze twee landen zijn, is enigszins opmerkelijk te noemen. Spanje en Nederland zijn namelijk al jaren ‘tegenstanders’ als het gaat om de begrotingsdiscipline. Kaags voorganger Wopke Hoekstra had zich bovendien expliciet uitgesproken niet op Calviño te stemmen als Eurogroepvoorzitter. Calviño noemde op haar beurt de groep ‘begrotingshaviken’ onder leiding van Hoekstra een ‘onbeduidend clubje’. Met Kaag als nieuwe minister lijkt het tij echter gekeerd. 

Minister Sigrid Kaag en de Spaanse minister van Financiën Nadia Calviño, pleiten voor maatwerk als het gaat om de aanpak van hoge staatsschulden in eurolanden. Op dit moment is het de regel dat landen hun schuld boven de 60% van het bbp jaarlijks met 1/20e deel hiervan moeten afbouwen. Voor een aantal Zuid-Europese landen is dit zonder hoge bezuinigingen niet haalbaar. Griekenland heeft bijvoorbeeld een schuld van 211% en Italië 156%. Deze regel vinden Kaag en Calviño op dit moment niet gewenst vanwege onder andere de noodzaak te investeren in andere zaken, zoals bijvoorbeeld het klimaat. Ze pleiten er nu voor dat landen zelf hun schuldafbouw bepalen. Hierbij willen ze wel effectievere handhaving. Tot op heden zijn er namelijk nooit boetes opgelegd. Daarnaast pleiten de ministers voor een soort Zalmnorm (vernoemd naar de voormalig Nederlandse minister Gerrit Zalm, die dit fenomeen in Nederland introduceerde) in Europa: een vast uitgavenplafond waardoor landen geld overhouden in goede tijden voor buffers in slechtere tijden.

De percentages noemen Kaag en Calviño niet in hun notitie, omdat de wijziging hiervan alleen via een verdragswijziging kan. De unanimiteit die hiervoor vereist is, is lastig te behalen. Bovendien zal het vaststellen van nieuwe schuld- en tekortplafonds waarschijnlijk leiden tot discussies tussen Noord- en Zuid-Europa. Noord-Europa vindt de begrotingsdiscipline en de vastgestelde percentages doorgaans belangrijk, terwijl er in Zuid-Europa hogere overheidsschulden zijn en zij pleiten voor minder starre regels. 

Wat zijn de gevolgen en toekomstperspectief

Enerzijds kan dit maatwerk voordelig zijn omdat de economische situaties in de verschillende lidstaten anders is. De regels kunnen voor de specifieke situatie in het ene land minder geschikt zijn dan in het andere land. Als landen zelf hun schuldafbouw bepalen, kunnen zij dit aanpassen aan de betreffende situatie. Bovendien heeft het Internationaal Monetair Fonds een aantal jaar geleden onder andere al gesteld dat het pact te ingewikkeld was geworden. Versimpeling en maatwerk zouden dus positief kunnen uitpakken. 

Anderzijds zal toezicht wel noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de staatsschulden niet buitensporig worden. Als lidstaten dus hun eigen schuldafbouw gaan bepalen, moeten de doelstellingen wel bekend zijn en worden nageleefd omdat de economische situaties in de lidstaten elkaar natuurlijk beïnvloeden. Begrotingsdiscipline is namelijk nu belangrijk, aangezien Europa onzekere financiële en economische tijden tegemoet gaat. De discipline moet dus niet uit het oog worden verloren. Een ander idee dat rondgaat is om in plaats van begrotingsregels scenariostudies op te stellen zodat het begrotingsbeleid snel kan worden aangepast aan die betreffende economische situatie.  

Pas in 2023 zullen de lidstaten zich weer volledig aan de begrotingsregels moeten houden. Voorwaarde is wel dat de economische activiteit in de EU dan weer gemiddeld op hetzelfde niveau zit als voor de coronacrisis. Later dit jaar zal er meer duidelijk worden over de hervorming van de begrotingsregels. Het Europees Parlement en de regeringsleiders gaan nu kijken naar het voorstel van Kaag en Calviño. De komende tijd zal dus blijken of en hoe het voorstel van Kaag en Calviño vorm zal krijgen. 

Hanna Krijgsman van Spangenberg heeft een bachelor in Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam met een major in Europese geschiedenis.

Beeld: Shutterstock

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *