Verkiezingen

Een analyse van de Europese plannen in het coalitieakkoord

 

Op 15 december werd dan – eindelijk! – het coalitieakkoord 2021-2025 van VVD, D66, CDA en ChristenUnie gepresenteerd onder de titel ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’. Als Shaping Europe kijken we dan natuurlijk extra aandachtig naar het buitenlandbeleid en dan specifiek het kopje ‘Europese Unie’. Wat staat erin en hoe realistisch is dit? Welke koers gaat de Nederlandse regering de komende jaren varen en is deze wezenlijk anders dan voorgaande periodes? 

De Europa passage

Een eerste snelle blik op het gehele akkoord lijkt te verraden dat de Europese Unie niet voldoende naar voren komt in het akkoord. Zo wordt de EU ingedeeld onder het kopje ‘buitenland beleid’ en komt het niet terug in de inhoudsopgave noch prominent in de inleiding. Toch is de inhoud van de passage vernieuwend en lijkt dit wel degelijk een breuk met het verleden te zijn.

Zo valt direct de leidende rol op die Nederland wil nemen om de Europese Unie slagvaardiger, economisch sterker, groener en veiliger te maken. Dit wordt onderstreept door de volgende zin: “De EU moet een speler zijn in plaats van een speelveld voor andere grootmachten.” Een zin die in lijn ligt met een latere oproep voor strategische autonomie. De regering lijkt zich dus meer in te willen zetten voor een sterkere Unie met meer slagkracht. 

Als relatief kleine speler in het Europese speelveld benoemt het akkoord specifiek de noodzaak tot samenwerking. Zo wil de regering samenwerken met gelijkgezinde landen. De vraag hierbij zal zijn: worden dit de ‘vrekkige vier’ (Oostenrijk, Denemarken, Nederland en Zweden), de Benelux, of wordt hiermee toch de Frans-Duitse as bedoeld? Het derde zou namelijk een definitieve breuk betekenen met het verleden waarin vaak het zuinige en minder progressieve pad werd gekozen. Denk hierbij aan de reactie van minister van Financiën Wopke Hoekstra op de hulpvraag van de Zuid-Europese landen omtrent de coronacrisis. Of aan minister Dijsselbloem zijn handelen richting Griekenland gedurende de economische crisis van 2008. Al zal deze nieuwe weg in de praktijk ook meevallen, want in de EU paragraaf komt ook naar voren dat de focus op houdbare schulden en de benodigde financiële hervorming door lidstaten behouden moet blijven.

Een ander voornemen van de regering is om kopgroepen te vormen om daarmee tot oplossingen te komen op bijvoorbeeld het gebied van klimaat. Eerder wist Nederland al zijn weg te vinden in die kopgroepen, met als voornaamste doel om streng financieel beleid te voeren en dit ook te eisen van andere lidstaten. Toch verraadt deze expliciete benoeming dat dit een serieus voornemen van de coalitie is. Verderop in de tekst wordt namelijk ook de ambitie uitgesproken om de Europese Fit for 55-plannen aan te nemen, deze plannen hebben als doel om voor 2030 de uitstoot van broeikasgassen te verlagen met minimaal 55%. Deze Klimaatdoelen zijn in lijn – of ieder geval grotendeels – met die van de Europese Green Deal. 

Grote veranderingen of lege huls?

Wat zeer opmerkelijk is in de Europa paragraaf is dat Nederland openstaat voor verdragswijziging naar aanleiding van de Conferentie over de Toekomst van Europa. Daarnaast staat Nederland nu ook open voor een Europese Veiligheidsraad. De mogelijkheid tot verdragswijziging lijkt te zijn ingegeven door ontwikkelingen in Frankrijk en Duitsland, die beide voorstander zijn van een meer federaal Europa. Dit lijkt een teken dat Nederland ook meer en meer bereid is om na te denken over haar rol en boter bij de vis wil doen als het gaat over strategische autonomie.

Zo willen de partijen onderzoeken hoe het ‘Spitzenkandidaten’ systeem op de schop kan om zo de democratische legitimiteit van de EU te vergroten. Het Spitzenkandidaten systeem is een informeel proces waarbij politieke partijen op Europees niveau een kandidaat aandragen voor het presidentschap van de Europese Commissie. Hierdoor verkrijgt het Europees Parlement, waarin de desbetreffende politieke partijen zich huisvesten, meer zeggenschap over de uitvoerende tak van de EU. Een belangrijke kanttekening is wel dat het Spitzenkandidaten systeem tot nu toe maar één keer succesvol is toegepast, namelijk in 2014 met de benoeming van Jean Claude Juncker. In 2019 sloeg het European Council om verschillende redenen de Spitzenkandidaten over, door te kiezen voor Ursula von der Leyen. De vraag is dus of het European Council overtuigt kan worden om het Spitzenkandidaten systeem opnieuw te hanteren. 

Waar ontbreken ideeën? Het eerste is een staatssecretaris of minister voor Europese Zaken. Dit leek een logische keuze nadat demissionair minister Mark Rutte meldde een grotere ministersploeg te willen om de werkdruk te verlagen, maar toch komt er geen Europese minister. Daarnaast zien we deze post bijvoorbeeld al terugkomen bij de Franse en Spaanse regering. In ieder geval zou het laten zien dat de Nederlandse regering de EU serieus genoeg neemt om het als een losstaand onderdeel te zien van het overheidsbeleid.

Het tweede is de invulling van strategische autonomie. Deze terminologie komt terug, maar afgezien van de inzet wordt dit weinig concreet. Dit geldt ook voor de frase over slimme industriepolitiek. Daarnaast wordt er ook niet gesproken over het Europese Corona-Herstelfonds en de gelden die Nederland hieruit zou kunnen krijgen. Hopelijk krijgen deze omissies verder vorm in de uitvoering van het coalitieakkoord.

Bovendien gaat de Nederlandse staatsschuld naar verwachting aan het einde van de regeerperiode in 2025 stijgen tot zestig procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit is boven de Europese norm. Daarnaast wordt in het coalitieakkoord geen plan benoemd waarmee Nederland op termijn weer aan de Europese financiële regelgeving kan voldoen. Dit is opvallend aangezien Nederlandse ministers van Financiën bekend (of berucht?) staan op het naleven van deze norm. Het is dus afwachten hoe Nederland dit verder gaat oppakken, en hoe de andere lidstaten hierop reageren.

Verder ontbreekt het aan een visie op een Europese krijgsmacht. In het coalitieakkoord ligt de focus vooral op het verdiepen van de samenwerking met omringende Europese landen. Bijvoorbeeld door verdere stappen te zetten in het samenvoegen van Nederlandse landmacht eenheden met die van Duitsland. De vraag is echter of dit genoeg is nu Nederland haar belangrijkste militaire bondgenoot, de Verenigde Staten, haar aandacht steeds meer op Azië richt, en Rusland zich steeds militanter opstelt.

Trendbreuk

Concluderend kunnen we stellen dat er wel degelijk sprake is van een trendbreuk in het Europese beleid van de Nederlandse regering. De meest opvallende wijziging is de oproep voor meer strategische autonomie voor de EU. Dit insinueert namelijk een verandering in hoe de Nederlandse regering naar de EU kijkt: van een instituut dat vooral dient om de Nederlandse handel te bevorderen, naar een instituut dat nodig is om de hedendaagse uitdagingen aan te pakken. Hoe deze grotere Europese autonomie vorm moet krijgen blijft echter onduidelijk omdat het coalitieakkoord de term niet definieert. Het is daarom belangrijk dat de regering zo snel mogelijk op papier zet wat een ‘strategisch autonoom’ Europa inhoudt. Dit kan in samenwerking met gelijkdenkende lidstaten om het idee zo meer legitimiteit en politieke slagkracht te geven.

Ondanks de vele positieve ontwikkelingen ontbreken er ook verschillende punten in het coalitieakkoord. Zo wordt niet genoemd hoe Nederland op de lange termijn de staatsschuld onder de Europese norm wilt houden. Normaliter trekt Nederland samen op met noordelijke lidstaten om de zuidelijke te wijzen op de Europese financiële regelgeving. Echter, zal Nederland de legitimiteit hiervoor verliezen wanneer het zelf niet aan de regelgeving voldoet. Om te voorkomen dat Nederland op financieel gebied tussen de noordelijke- en zuidelijke groeperingen valt is het zaak dat de regering duidelijk communiceert welke stappen het gaat nemen om ook in de toekomst aan de Europese financiële regelgeving te voldoen.

Naast de financiële tekortkomingen valt op dat er een aantal belangrijke Europese programma’s bewust niet genoemd zijn in het regeerakkoord. De voornaamste hiervan is het Corona-Herstelfonds: hoe staat Nederland tegenover de continuering hiervan? Wat zijn de investeringsplannen? Daarnaast valt het gebruik van buzzwords zoals strategische autonomie en industriepolitiek op. Maar hoe pakt dit in de praktijk uit? Ditzelfde kan gezegd worden over de verdragswijziging naar aanleiding van de Conferentie over de Toekomst van Europa. De Conferentie is namelijk een politieke gelegenheid met alle lidstaten: hoeveel veranderingen kunnen we hier daadwerkelijk verwachten? 

Kortom, nog een hoop losse eindjes. Een kort regeerakkoord (maximaal vijftig pagina’s) is hier wellicht debet aan, maar als we de trendbreuk definitief moeten zien, dan moet de coalitie écht nog concreter worden. Bijvoorbeeld tijdens het debat over het akkoord in januari. De bal ligt dus ook bij de Tweede Kamer. We zijn in ieder geval benieuwd naar de invulling en houden deze als Shaping Europe goed in de gaten!     

Daniel Niekel heeft een academische achtergrond in ‘International Business and Management’ en werkt momenteel in de publieke sector.

Jesse Markus is afgestudeerd politiek historicus aan de Universiteit Utrecht en werkzaam als adviseur public affairs.

 

Beeld: Michael Fousert via Unsplash

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *