Digitalisering en Media

De Digitale Republiek E-Estonia: van i-Voting en e-Residency tot zelfrijdende voertuigen

De digitale republiek E-Estonia

Hoe Estland het meest gedigitaliseerde land ter wereld werd. 

Estland loopt voorop als het gaat om digitalisering. Negenennegentig procent van de Estse bevolking gebruikt internet regelmatig én het land staat bovendien op nummer één in de Digital Development Index (vertaling: digitale ontwikkelingsindex). Daarnaast komen heel veel high tech startups uit deze Baltische Staat, zoals communicatie-app Skype, valutawissel-app Wise en mobiliteits-app Bolt. Al deze genoemde ontwikkelingen zijn niet gek, want de laatste decennia heeft Estland behoorlijk geïnvesteerd in digitalisering. Hierdoor staat Estland niet alleen Europees, maar zelfs wereldwijd gezien aan de top; een behoorlijke prestatie voor een klein land met slechts 1.3 miljoen inwoners, dat nog maar iets meer dan dertig jaar onafhankelijk is. 

Hoewel het eigenlijk uit nood geboren was, digitalisering was namelijk redelijk goedkoop, hebben de Esten de digitalisering nu om meer redenen omarmt. Wist je bijvoorbeeld dat Estland een digitale ambassade heeft? En dat Esten al sinds 2005 online kunnen stemmen? Deze ontwikkelingen hebben ook een keerzijde. Hoe zit het bijvoorbeeld met de cyber security? Is de Estse overheid ‘Big Brother’ geworden? Of valt dat eigenlijk wel mee? De Europese Unie en haar lidstaten kunnen in ieder geval het een en ander leren van deze tech-gigant. 

De redenen voor Estlands digitalisering 

Estland werd onafhankelijk in 1991, na vijftig jaar lang onderdeel te hebben uitgemaakt van de Sovjet-Unie. Het land was relatief arm in vergelijking met West-Europa. De eerste onafhankelijke regering van Estland besloot, onder leiding van president Lennart Meri, direct een nieuwe, digitale koers te varen. De overheid wilde de Esten kwalitatief goede publieke voorzieningen kunnen leveren, die voor iedereen vrij toegankelijk zijn. Dat dit hoofdzakelijk digitaal gebeurde, was omdat dit goedkoper was. Toen Meri aan de International Business Machines Corporation (IBM) vertelde hoeveel budget Estland had voor de digitale plannen, was dit volgens de IBM niet genoeg. Het verhaal gaat dat Meri toen met de woorden “Right, f*ck it. We are going to build our own”, aankondigde dan zelf een digitale staat op te bouwen. Dankzij de digitalisering zegt Estland 2% van het bbp te besparen. Aangezien dit ook het percentage is dat het land jaarlijks afstaat aan de NAVO, wordt er weleens gekscherend gegrapt dat Estlands nationale veiligheid en bescherming ‘gratis’ is. 

Estland ziet inmiddels nog veel meer andere voordelen in de digitalisering. Niet alleen is het – nog steeds – goedkoop, ook is het efficiënt, zorgt het voor gelijkwaardigheid, werkt het economische ontwikkeling en innovatie in de hand en zorgt het voor ‘wereldburgerschap’. Bovendien moest de oprichting van E-Estonia ervoor zorgen dat, in het geval dat, Estland ooit wordt bezet door een ander land of te maken krijgt met een dreiging op een ander vlak, het toch virtueel kan blijven voortleven. 

Dit omdat de gegevens van E-Estonia zijn opgeslagen op X-Road, een beveiligde gegevensuitwisselingslaag (Data Exchange Layer) voor het verzenden en ontvangen van gegevens tussen organisaties uit zowel de particuliere als de openbare sector. Dit systeem functioneert als de back-up van E-Estonia, omdat het is gekoppeld aan andere, buitenlandse datacentra. Hier kan naar worden uitgeweken in geval van nood, zodat het virtuele Estland altijd kan blijven functioneren. 

1996-2010: e-banking, i-voting en e-ID

Om het Westen bij te benen, werd in 1996 de lokale IT-infrastructuur van Estland aangepakt. Nog datzelfde jaar werd e-banking mogelijk, om ervoor te zorgen dat inwoners van rurale gebieden zonder al te veel moeite hun bankzaken konden regelen. Daarnaast werd ook de besluitvorming van de overheid gedeeltelijk gedigitaliseerd (e-cabinet). Het gevolg hiervan was dat bijeenkomsten van het kabinet gemiddeld nog maar een halfuur duurden, in plaats van de eerdere vijf uur. Het systeem dat hiervoor werd gebruikt is overgenomen door onder andere Finland, Qatar en Oman. Ook in het Estse onderwijs was de digitalisering al snel zichtbaar. In 1998 kregen alle Estse scholen toegang tot het internet en twee jaar later werden in alle onderwijsinstellingen computers geïnstalleerd. Het aanleren van digitale vaardigheden werd bovendien onderdeel van het curriculum. 

Vanaf de eeuwwisseling is digitalisering overal in een sneltreinvaart toegenomen, maar nog steeds loopt Estland voorop. Al in 2000 konden de Esten online hun belastingaangifte doen. Inmiddels is dit systeem zo verbeterd dat de aangifte maar drie minuten duurt. Maar liefst 98% van de bewoners van Estland doet hun belastingaangifte dan ook online. 

In hetzelfde jaar werd m-Parking opgericht. Via dit online systeem kunnen bestuurders met hun mobiele telefoon voor het parkeren betalen. En nu hoor je ik je denken; dat kan in Nederland toch ook? Dat klopt (al moeten we toegeven dat het hier nog redelijk in de kinderschoenen staat, niet?), maar Estland was het eerste land en hun systeem is door vele andere landen overgenomen, zoals de Verenigde Arabische Emiraten (Dubai), Zweden, de Verenigde Staten van Amerika (VS), Oostenrijk en Canada. 

In 2002 werd het e-ID en de digitale handtekening ingevoerd. Alle Esten hebben inmiddels een digitale identiteit. Het systeem, dat overigens niet in Estland is uitgevonden, wordt gebruikt om rekeningen mee te betalen, werkt als klantenkaart in winkels, wordt gebruikt om online mee te kunnen stemmen, contracten te tekenen, gezondheidsinformatie in te kunnen zien, het fungeert als identificatiesysteem bij het inloggen in je bankaccount, enzovoorts. Het e-ID is trouwens ook een geldig identiteitsbewijs om de grens mee over te steken binnen de Europese Unie. Bovendien zorgt het systeem voor wereldburgerschap; iets dat Estland erg belangrijk vindt. Esten kunnen waar ook ter wereld wonen en werken, maar blijven toch verbonden aan hun vaderland – bijvoorbeeld omdat online stemmen mogelijk is. 

i-Voting, het is zonet al kort benoemd, is sinds 2005 onderdeel van de Estse maatschappij. Het doel was om lokale en landelijke verkiezingen toegankelijker te maken, zeker omdat Estland een lage bevolkingsdichtheid heeft en soms te maken heeft met extreem weer. Het is niet verplicht om online te stemmen, maar er wordt wel flink gebruikt van gemaakt. Een derde van de stemmen wordt namelijk online gedaan. Het systeem werd na Hurricane Sandy geprezen door de Amerikaanse President Obama en gezien als voorbeeld voor de VS. 

Drie jaar na de oprichting van i-Voting werd, in 2008, het e-Health systeem in werking gezet. Het idee was om de bureaucratie te verminderen en de kwaliteit en de effectiviteit van de gezondheidszorg te vergroten door een landelijk systeem op te zetten dat de gegevens van alle Estse zorgverleners integreert. Dat betekent dat alle gezondheidsinformatie over een persoon op dezelfde plek is opgeslagen, wat wel zo handig is in noodsituaties. Om papierwerk te besparen wordt tevens het afhandelen van medische recepten online gedaan. Mensen die structureel dezelfde medicijnen nodig hebben kunnen dit zonder afspraak online regelen. 

2011-2023: e-Residency, een digitale ambassade en een zelfrijdend voertuig

Sinds 2014 hoef je geen Est meer te zijn om een Estse digitale identiteit te kunnen krijgen. De reden? Estland zocht een nieuwe, innovatieve manier om (ondernemers)talent aan te trekken. e-Residency, zoals het systeem heet, zorgt ervoor dat ondernemers waar ook ter wereld een bedrijf in Estland, en dus de EU, kunnen beginnen. Dit bedrijf wordt online beheert. 

Inmiddels bestaat de ‘e-Residency community’ al uit meer dan honderdduizend personen. Estlands doel is om in 2025 tien miljoen digitale burgers te hebben. Deze burgers betalen allemaal belasting en zetten bedrijven op. Financieel behoorlijk interessant dus. Mede door de oprichting van e-Residency is Estland is het land van de startups; je vindt er de meeste per capita van heel Europa. Het is dan ook niet gek dat er overal co-working spaces te vinden zijn. 

Sinds 2015 heeft Estland een heuse ‘data ambassade’ buiten haar grenzen. Via het eerdergenoemde X-Road systeem, heeft Estland alle belangrijke databases geback-upt in een datacentrum in Luxemburg. Deze database is streng beveiligd en beschermd Estland in het geval van black-outs, systeemfouten of dreigingen. In 2017 werd daarnaast het Nordic Institute for Interoperability Solutions (NIIS) opgericht. Estland, Finland en IJsland zijn lid van deze non-profit organisatie en de Faeröer-eilanden en de overheid van Åland (een Finse regio) zijn partner. Dankzij NIIS wordt de ontwikkeling en het strategisch management van X-Road zeker gesteld en er wordt nagedacht over andere transnationale digitale ontwikkelingen die ertoe moeten dienen dat de publieke voorzieningen in de deelnemende landen worden verbeterd. 

We zijn bijna door alle belangrijke, innovatieve, digitale ontwikkelingen van Estland heen. Een paar belangrijke onderdelen hebben we echter nog niet genoemd, waaronder kunstmatige intelligentie (KI). In 2019 heeft Estland namelijk een KI-strategie opgesteld. Dankzij dit juridische en strategische framework is helemaal duidelijk hoe Estland voorloper kan worden op het gebied van KI. Het doel is dat KI ingezet zal worden in zowel de publieke als de private sector. 

In 2020 is bovendien het programma Proactive Child Care ingesteld, waardoor nieuwbakken ouders niet langer uitkeringen hoeven aan te vragen, maar automatisch krijgen waar zij recht op hebben. Pasgeboren baby’s worden direct door een arts geregistreerd en gekoppeld aan de ouder(s). Daarmee heeft de overheid genoeg informatie om te bepalen voor welke ondersteuning het gezin in aanmerking komt. Daarnaast is fysieke verificatie (mede dankzij de e-ID) op veel fronten niet meer nodig sinds 2020. Een huis kopen of verkopen? Alles kan online. Alleen trouwen en scheiden moet nog fysiek via een notaris gebeuren. De laatste digitale ontwikkeling in Estland is Liisu, oftewel werelds eerste autonome (zelfrijdende) waterstofvoertuig ter wereld. Het moge duidelijk zijn; Estland loopt voorop. 

Gevolgen digitalisering: privacy, cyberaanvallen en de coronapandemie

Estland kijkt bij de digitalisering vooral naar waar haar burgers behoefte aan hebben. Het motto is: ‘denk aan de eindgebruiker’. Dat betekent dat alles online kan, maar niet hoeft. Esten mogen nog steeds naar het gemeentehuis komen, kunnen brieven schrijven, bellen of mailen. Het land wil simpelweg alle participatiemogelijkheden inzetten. Dat lijkt allemaal heel erg mooi natuurlijk, maar hoe zit het met de privacy als alles online kan en een digitaal id bijvoorbeeld verplicht is? Is Estland veranderd in ‘Big Brother’? 

Dat lijkt gelukkig behoorlijk mee te vallen. Sowieso moeten baanbrekende technologieën bescherming bieden tegen lekken en hacks. Daarnaast zijn de Esten zelf eigenaar van hun persoonlijke data en niet de overheid, of een andere instantie. Zelfs overheidsmedewerkers hebben geen toegang tot deze data, tenzij dit wordt toegestaan door de persoon in kwestie. Esten bepalen zelf welke dossiers zichtbaar zijn en welke niet. Persoonsgegevens inzien zonder toestemming van de eigenaar is een strafbaar feit en indien ze worden ingezien, wordt dit ook altijd geregistreerd. Er is tevens uitgebreide wetgeving betreffende digitale zaken en het recht op privacy is verankerd in de grondwet (net als in Nederland en de meeste andere landen trouwens). Om deze redenen vertrouwen Esten hun gegevens liever toe aan hun eigen regering, dan aan multinationals uit andere landen, zoals Meta of Google. En daarnaast moet je bedenken dat verregaande digitalisering niet hetzelfde is als verregaande surveillance. 

Dat Estland zo gedigitaliseerd is, zorgt natuurlijk ook voor kwetsbaarheden. Het land krijgt dan ook af en toe te maken met cyberaanvallen. De meest bekende cyberaanval vond plaats in 2007 en was afkomstig uit Rusland, nadat Estland een tank die fungeerde als monument om de overwinning van de Sovjet-Unie tegen Nazi-Duitsland te herdenken, wilde verplaatsen. De sfeer in de stad sloeg om en er ontstonden rellen, omdat sommige pro-Russische Esten het er niet mee eens waren dat het monument werd verplaatst. Niet veel later kreeg Estland te maken met cyberaanvallen. Veel websites gingen offline en onder andere de bank en de krant waren niet meer bereikbaar. De effecten waren zeker tien dagen merkbaar. 

Ook afgelopen jaar kreeg Estland cyberaanvallen over zich heen, sterker nog; de zwaarste sinds 2007. De reden is eigenlijk hetzelfde als toen, alleen gebeurde het nu natuurlijk in een andere context, namelijk die van oorlog. Vanwege de Russische invasie in Oekraïne, begon Estland namelijk oorlogsmonumenten uit het Sovjettijdperk te verwijderen. Hackergroepering Killnet, afkomstig uit Rusland, probeerde hierop de online toegang tot meer dan tweehonderd instituties te blokkeren middels DDoS-aanvallen. DDoS-aanvallen zorgen ervoor dat een netwerk wordt overspoeld met grote hoeveelheden data. Deze hoeveelheden kunnen netwerken soms niet aan, waardoor ze uitvallen. 

Toch waren de effecten redelijk klein, omdat Estland goed is voorbereid op digitale aanvallen. Het land toont adaptief te zijn. Na de hackaanval in 2007, implementeerde Estland in 2012 bijvoorbeeld als eerste land ter wereld de KSI-blockchain-technologie. Hierdoor werd alle gevoelige data beveiligd  door het steeds meer te decentraliseren. Gegevens verlaten het blockchain-systeem niet, waardoor bedreigingen sinds 2012 steeds makkelijk zijn te vinden en/of af te zwakken. Mede hierom is het vertrouwen in de capaciteiten van de Estse regering groot. 

Dat Estland zo gedigitaliseerd is, bleek een voordeel tijdens de coronapandemie. Op 13 maart 2020 werd de noodtoestand uitgeroepen en werden, net als elders in de wereld, (sport)scholen, winkels, universiteiten, grenzen, etc., gesloten. Hoewel Estland hier dus niet veel verschilde van andere landen in Europa, gebeurde er diezelfde dag toch iets bijzonders. Een paar uur na het uitroepen van de noodsituatie werd een hackathon aangekondigd met als doel de crisis te ‘hacken’. Dit vond online plaats en teams konden meedoen om crises gerelateerd aan de coronapandemie binnen 48 uur op te lossen. Binnen negentig minuten hadden 650 mensen in totaal al tachtig ideeën gepost. Daarnaast was Estland in zekere zin al voorbereid op de ‘digitale wereld’ die ontstond met de pandemie. Online onderwijs geven was bijvoorbeeld niet makkelijk, maar het opstarten ervan was eenvoudiger dan in veel andere landen; 87% van de scholen gebruikte immers al e-onderwijs voor de coronapandemie losbarstte. 

Digitalisering: Estland en de rest van de EU

Europa kan veel leren van Estland op het gebied van digitalisering. Zo is programmeren voor veel mensen abracadabra, terwijl Estse kinderen het al leren vanaf hun zevende. De digitale geletterdheid is enorm in de Baltische Staat en daarin is het land een voorbeeld voor de rest van Europa. Het grote verschil zit hem ook in de redenen voor digitalisering. Estland heeft een digitale visie. Over efficiëntie, wereldburgerschap, gelijkwaardigheid, onderwijs en economische ontwikkeling. In de rest van Europa ontbreekt zo’n visie grotendeels. 

Verschillende Estse digitale zaken kunnen makkelijk worden overgenomen door andere Europese landen. Neem het digitaal stemmen bijvoorbeeld. Dit kan een uitkomst zijn voor rurale gebieden in Europa, maar ook om jongeren aan het stemmen te krijgen. Al moeten we toegeven dat de stemopkomst in Estland momenteel niet hoger is dan in Nederland, maar toch is het een interessante gedachtegang. Hetzelfde geldt overigens voor verschillende andere innovaties, zoals het e-cabinet. 

Het blijft echter wel belangrijk dat, wanneer er volop gedigitaliseerd gaat worden, ook offline mogelijkheden beschikbaar blijven voor de gebruiker – net zoals in Estland. Sommige mensen vinden het lastig dat alles digitaliseert, of maken liever gelijk ook een praatje in het gemeentehuis als ze iets aanvragen. Waar in Nederland online meestal offline vervangt, zijn in Estland alle mogelijkheden nog beschikbaar. Het land loopt daarom niet alleen voorop als het gaat om digitalisering, maar kijkt ook goed naar de behoeften van de bevolking. ‘Denk aan de eindgebruiker’ zou daarom niet alleen het Estse motto moeten zijn, maar ook gelijk de Europese moeten worden.

Loes ter Horst doet de master Crisis and Security Management aan de Universiteit Leiden met een specialisatie in Governance of Crisis, nadat ze afgelopen zomer haar bachelor Liberal Arts and Sciences (hoofdrichting International Governance) behaalde.

Beeld: Shutterstock

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *