De groene wereld van botanische tuinen
De geschiedenis, onderlinge samenwerking en huidige rol van botanische tuinen.
Exotische planten die je normaal gesproken nooit in Nederland ziet, de zoete geur in de tropische kassen of de bijzondere stijl van een Japanse tuin. Het zijn uitzichten die je in botanische tuinen omringen. Maar er gaat meer verscholen achter de groene wereld van botanische tuinen. Zo zijn er veel samenwerkingsverbanden tussen tuinen en leveren ze een belangrijke bijdrage aan wetenschappelijke kennis en aan het behoud van planten. Bovendien vervullen botanische tuinen een publieke functie, al zijn er daardoor ook vaker dieven in de tuinen te vinden.
Verder wordt de geschiedenis van botanische tuinen besproken. Zo wordt gekeken naar de vroege geschiedenis van tuinen en naar de opkomst van universitaire botanische tuinen in Europa. Verder staan we stil bij de rol die botanische tuinen hebben gespeeld in het vestigen en uitbreiden van koloniën. Zo zullen we zien dat botanische tuinen door de eeuwen heen veel verschillende rollen hebben vervuld.
Botanische samenwerking: betrokken actoren
Vandaag de dag zijn er ongeveer negenhonderd botanische tuinen in Europa. De meeste Europese botanische tuinen zijn lid van het European Botanic Gardens Consortium (EBGC). Deze organisatie is opgericht in 1994 en helpt bij het implementeren van Europese initiatieven en verdragen, zoals het Verdrag inzake Biologische Diversiteit. Daarnaast draagt het Consortium bij aan de informatie-uitwisseling tussen tuinen. Zo heeft het EBGC het International Plant Exchange Network (IPEN) in het leven geroepen, zodat botanische tuinen via een registratiesysteem plantmaterialen zoals zaden, pollen en stekken kunnen uitwisselen. Op deze manier kunnen botanische tuinen bijvoorbeeld hun collectie uitbreiden en krijgen meer wetenschappers de kans de exemplaren te bestuderen. Ook heeft het IPEN een gedragscode met gemeenschappelijk beleid waaraan de aangesloten tuinen zich moeten houden. Dat gaat bijvoorbeeld over de aanschaf en het onderhoud van levend plantmateriaal, het documentatiesysteem en het delen van de voordelen.Verder mag het plantmateriaal niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Het moet daarentegen bijdragen aan kwesties zoals wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Aangezien het gaat om niet-commerciële activiteiten bestaat het delen van voordelen meestal niet uit het geven van geld, maar bijvoorbeeld uit het verder uitwisselen van plantmateriaal, het gezamenlijk publiceren van een wetenschappelijk paper of het delen van de onderzoeksresultaten.
Naast de EBGC bestaan er ook veel andere nationale en internationale samenwerkingsverbanden tussen botanische tuinen. Zo heb je in Nederland de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen (NVBT) en opereert de Botanic Gardens Conservation International (BGCI) op wereldwijd niveau. Dat is maar goed ook, want wereldwijd zijn er zo’n 1775 botanische tuinen in 148 verschillende landen. Bepaalde moderne technieken worden op het moment met name toegepast in rijkere landen, zoals China en landen in het noordelijk halfrond. Doordat kosten van bepaald onderzoek dalen, analytische hulpmiddelen steeds beter beschikbaar zijn en de wetenschappelijke gemeenschap steeds meer verbonden is, verspreiden bepaalde methodes zich wel. Dit is bevorderlijk voor het onderzoek, omdat er zo meer verschillende planten uit diverse klimaatgebieden worden bestudeerd. Internationale samenwerking draagt bij aan het creëren van een gelijker speelveld. Zo worden vaardigheden en kennis door middel van trainingen en gedeelde databases beter over de wereld verdeeld.
Ook andere organisaties spelen een belangrijke rol. Zo is de International Union for Conservation of Nature (IUCN) een belangrijke actor in de wereldwijde preservering van natuur. Zij beheren de lijst met bedreigde plantensoorten, genaamd de IUCN Red List. Deze organisatie benadrukt ook de vitale rol van botanische tuinen, dierentuinen en aquaria bij het behoud van wilde dieren, schimmels en planten. Zo wordt benoemd dat de tuinen al meer dan twintig jaar leiding hebben gegeven aan de ontwikkeling en de invoering van de Global Strategy for Plant Conservation. Dit is een programma van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit. Vanuit de gedachte dat er zonder planten geen leven is, proberen zij het uitsterven van planten te vertragen, en hopelijk ook te voorkomen. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot het World Flora Online initiatief, waarbij men online op een hele toegankelijke manier de meest gezaghebbende en uitgebreide plantenlijst van vaatplanten (zaadplanten zoals kruiden en bomen) en bryofoten (zoals mossen) kan raadplegen.
In de praktijk leidt de toenemende regelgeving soms ook tot een tegengesteld resultaat. Zo kan het uitwisselen van planten juist bemoeilijkt worden door de vele eisen van actoren of de hoge mate van bureaucratie. Verschillende biodiversiteitsverdragen stellen bijvoorbeeld zoveel eisen aan de uitwisseling van planten en zaden dat het tuinen juist ontmoedigt te gaan ruilen met andere tuinen, kwekers of liefhebbers. Een voorbeeld van zo’n eis is dat het land van herkomst eerlijk moet delen in de winsten, wat in de praktijk vrij ingewikkeld kan zijn. Eerder werden al voorbeelden genoemd van hoe voordelen kunnen worden gedeeld, maar het is moeilijk in te schatten wanneer bijvoorbeeld sprake is van een ‘eerlijke’ verdeling.
De Royal Botanic Gardens, Kew (hierna: Kew Gardens), gelegen in Londen, is ’s werelds grootste botanische tuin. Op de 120 hectare bevinden zich meer dan 8,5 miljoen items. Dit behelst ongeveer 95% van alle vaatplanten en sporenplanten (zoals varens). Ook omvat het 60% van de bekende schimmelsoorten. Naast al deze plantencollecties beschikt de tuin over een bibliotheek met de grootste collectie van gepubliceerde werken over botanica. Sinds het jaar 2000 is Kew Gardens het Millennium Seed Bank (MSB) project gestart. Met een collectie van meer dan 2,4 miljard zaden is dit een van de grootste zaadbanken. Dit doen ze uiteraard niet alleen; 97 landen hebben een bijdrage geleverd aan deze collectie. Deze initiatieven zijn belangrijk aangezien ongeveer twee op de vijf planten wereldwijd met uitsterven wordt bedreigd. Men hoopt dat door de zaden in zaadbanken op te slaan, het mogelijk is ze uiteindelijk weer op te kweken en te herintroduceren in de natuur, om op die manier te voorkomen dat ze volledig verdwijnen.
Publieke functie
Jaarlijks ontvangen botanische tuinen in Europa zo’n 120 miljoen bezoekers. Wereldwijd ligt dit aantal rond de 200 miljoen. Ter vergelijking: nationale parken trokken in 2011 wereldwijd ongeveer 279 miljoen bezoekers. Botanische tuinen zijn dus gerust populair te noemen, en dat is niet zo gek. De tuinen bieden het publiek de mogelijkheid om op een laagdrempelige manier kennis te maken met bijzondere collecties en met de kennis die er door wetenschappers wordt opgedaan. In veel botanische tuinen wordt aandacht besteed aan deze educatie. Bovendien kunnen mensen op deze manier exemplaren zien van planten waar ze normaal gesproken voor naar de andere kant van de wereld moeten reizen. Verder is het een rustgevende omgeving waar je vaak je ogen uit kunt kijken. Behalve als de Amorphophallus titanum (de Reuzenaronskelk of ‘penisplant’ genoemd) bloeit, want dan ruikt de hele tent naar zweetvoeten of zelfs naar rottend vlees…
Dat sommige planten veel waard zijn, is de zwarte markt ook opgevallen. In Kew Gardens is bijvoorbeeld in 2014 een hele zeldzame waterlelie, de Nymphaea thermarum, gestolen. Helaas is de politie er niet in geslaagd het plantje terug te vinden. De overgebleven lelies worden goed bewaakt. Kew Gardens heeft overigens al meer dan honderdvijftig jaar zijn eigen politie-eenheid, de Kew Constabulary, die toeziet op de beveiliging van de tuinen. Aanvankelijk hadden zij zelfs dezelfde bevoegdheden als de Metropolitan Police. Vandaag de dag is de eenheid met twintig agenten en een auto de kleinste politie eenheid ter wereld. Van hun eigen brandweerbrigade hebben ze een eeuw geleden afscheid genomen.
Ook een van de tuinders van de Sir Harold Hillier Gardens in Hampshire, Engeland, geeft aan dat diefstallen geregeld plaatsvinden. Ze vertelt dat uit hun archieven blijkt dat er jaarlijks ongeveer tien tot twintig planten worden gestolen, hoewel deze hoeveelheid in werkelijkheid hoger zal liggen. Zo waren er honderden bollen van nieuwe variëteiten van sneeuwklokjes gestolen. Deze bollen waren rond de honderd pond per bol waard. De resterende bollen zijn opgeborgen en worden slechts in beperkte mate tentoongesteld.
Opkomst van botanische tuinen
Sir Arthur William Hill (1875-1941) was de directeur van de eerder genoemde Kew Gardens. Hij heeft eens geschreven dat er drie dingen zijn die de mens er vroeger toe hebben bewogen om verre reizen te ondernemen: goud, kruiden en medicijnen. Volgens hem kunnen de laatste twee worden gekoppeld aan het ontstaan van botanische tuinen. De zoektocht naar kruiden heeft aanleiding gegeven tot het ontstaan van enkele botanische tuinen in de tropen, terwijl de noodzaak voor medicijnen in Europa zelf de aanleiding vormde. Monniken, of later geneeskundestudenten, konden in de tuinen planten onderzoeken die een medicinale werking hadden.
De wortels van grote tuinen die bestemd zijn voor publiek of voor onderzoek gaan ver terug. Het systeem dat wordt gebruikt om planten te classificeren is bijvoorbeeld al bedacht door de oude Grieken. Ook waren er in die tijd al tuinen met een bepaalde esthetische of economische waarde. De oudst bekende tuin stamt uit ongeveer 1000 v.Chr., namelijk de Botanische Tuin van Thoetmosis III in Egypte. Sommige historici betogen dat er in Egypte al sinds 2000 v.Chr. meerdere tuinen waren met een puur esthetische waarde. Ook de Chinezen waren er vroeg bij, en maakten millennia geleden al verre reizen om bijzondere en medicinale planten te verzamelen. Dit vond al rond 2800 v.Chr. plaats.
De botanische tuin van Padua, Italië uit 1545 is ’s werelds eerste, nog bestaande, universitaire botanische tuin. De tuin werd aangelegd zodat geneeskundestudenten medicinale planten konden bestuderen. Dit werd in die tijd bij de meeste Europese universiteiten gedaan. Daarbij werd vaak een beetje afgekeken van de tuin van Padua. Vandaag de dag beschikt de tuin ook over een sectie met giftige planten, aangezien deze in kleine hoeveelheden juist ook een helende werking kunnen hebben. De layout van de botanische tuin van Padua laat zien dat plantendiefstal niet enkel iets van de tegenwoordige tijd is. De regelmatige diefstal van zeldzame planten was namelijk een van de redenen dat al vrij snel een muur rondom de tuin werd geplaatst. De straffen op plantendiefstal waren niet mals, en konden bestaan uit een boete, gevangenisstraf of zelfs verbanning.
Botanische tuinen en kolonialisme
Botanische tuinen hebben in zekere mate ook een bijdrage geleverd aan de vestiging en uitbreiding van koloniën in de achttiende en negentiende eeuw. Imperiale botanische tuinen zorgden bijvoorbeeld voor plantenoverdrachten en wetenschappelijke plantenontwikkeling, wat leidde tot nieuwe plantagegewassen voor de tropische koloniën. In het Britse imperiale netwerk van botanische tuinen stonden de Kew Gardens centraal. Daar hielden wetenschappers zich onder andere bezig met het bestuderen en ontwikkelen van verbeterde soorten en teeltmethoden. Deze kennis bereikte via het netwerk uiteindelijk de telers. Rond het jaar 1870 werden bijvoorbeeld botanische tuinen opgericht in Wellington, Hong Kong, Tokio, Cairo, Durban en Buenos Aires. Volgens sommige wetenschappers vormden de botanische tuinen een cruciale factor in het succes van de nieuwe plantagegewassen en de industrie daaromheen. Dit was op zijn beurt weer een hele belangrijke bron van inkomen en rijkdom van het imperium.
Zo werden er in de Britse kolonie Malaya (nu Maleisië) rubberplantages aangelegd met zaden die afkomstig waren uit Brazilië. Doordat de oorspronkelijke natuur werd vervangen door monoculturen, ging dit ten koste van de biodiversiteit. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van kinine, afkomstig uit de schors van de Cinchona die in de Andes groeit. Kinine is namelijk een effectief malariamiddel, en wordt vandaag de dag nog steeds ingezet bij de behandeling van malaria. Verschillende tuinen, waaronder Kew Gardens, verzamelden exemplaren van de schors om de botanie van de boom beter te begrijpen. Er werd in Kew zelfs een speciale, verwarmde kas voor gebouwd. De sterkste soorten werden geselecteerd voor de teelt. Eerst was het middel schaars, maar uiteindelijk legden de Britten en Nederlanders hele kinineplantages aan. Doordat de Europeanen betrouwbare en goedkope toegang kregen tot kinine, konden zij op grootschalige wijze overgaan tot de kolonisering van Afrika en India. Het middel vergrootte immers de overlevingskans van de Europeanen die naar Afrika en India reisden. Van de kinine werd tonic gemaakt; de bittere smaak van het drankje is afkomstig van de kinine. De Britten probeerden deze bitterheid te matigen door er water, suiker, limoensap en gin aan toe te voegen. Dat is hoe de gin tonic werd geboren.
We hebben gezien dat botanische tuinen door de jaren heen veel verschillende rollen hebben vervuld. Vroeger droegen de tuinen bij aan de vermindering van de biodiversiteit. Door de opkomst van plantagelandbouw werden bossen en andere natuurgebieden immers vervangen door monoculturen. Nu wordt er juist veel aandacht besteed aan thema’s zoals biodiversiteit, ecosystemen en het behoud van planten. Botanische tuinen spelen een belangrijke rol bij het behoud van planten die met uitsterven worden bedreigd en het vergroten van kennis over de zojuist genoemde thema’s. De internationale samenwerkingsverbanden bevorderen deze activiteiten. Dankzij de toegankelijkheid van botanische tuinen kan een breed publiek meer leren over de planten, en de diversiteit ervan bewonderen. Toch maar goed dus, dat botanische tuinen meegaan met de tijd.
Julia studeert Notarieel Recht aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast volgt ze de opleiding Liberal Arts and Sciences, met een hoofdrichting in Internationale betrekkingen in historisch perspectief.
Beelden: Shutterstock