Internationale Betrekkingen

EU-Afrika relaties deel I: Van kolonisatie naar een gelijkwaardige dialoog?

Een blik op de relatie tussen de EU en Afrika – Deel I.

In deze serie artikelen worden enkele dimensies van de betrekkingen tussen de EU en het Afrikaanse continent nader bekeken. In het eerste deel wordt er vooral gekeken naar het ontstaan van deze relatie in de tijd na de kolonisatie. Afrika wordt vaak als een eenheid gezien, de werkelijkheid is echter complexer. Dit eerste artikel biedt de historische context waarop opvolgende artikelen zullen voortbouwen.

De relaties tussen de EU en Afrika zijn complex. Beide gebieden hebben meerdere landen met elk hun eigen wensen, voorkeuren en prioriteiten. Daarbovenop komt een ingewikkelde geschiedenis van kolonisatie. Het echte startpunt van de EU-Afrika betrekkingen is arbitrair. Sommige stellen dat dit begon in de 15e eeuw bij de handelskolonies, volgens andere begonnen de betrekkingen pas bij het imperialisme van de 19e eeuw. Ten slotte zijn er ook groepen geleerden die stellen dat er pas een formele relatie ontstond in de jaren 50 of zelfs de jaren 80 van de 20e eeuw. De Afrikaanse landen werden namelijk toen pas onafhankelijk en zo kon er een relatie worden aangegaan, waarbij er sprake was van enige mate van gelijkwaardigheid. Dit artikel neemt de eerste conventies tussen de Europese Economische Gemeenschap (EEG, de voorloper van de EU) en enkele Afrikaanse landen in de jaren ‘60  van de 20e eeuw als het startpunt van de analyse van de relatie.

(De)kolonisatieperiode

Toen de EEG werd opgericht waren veel Afrikaanse landen nog gekoloniseerd door Europese landen. Sommige landen zoals België wilden zelfs de gekoloniseerde landen bij de EEG voegen. Daarnaast was er sprake van een speciale clausule in het Verdrag van Rome over de ‘overzeese gebieden’ onder artikel 131, waarin voor deze gebieden een ‘geassocieerde status’ werd geregeld. Door deze status kregen deze gebieden een geprivilegieerde markttoegang bij Europese landen. Na de dekolonisatie bestaat er nog steeds een relatie van afhankelijkheid tussen de voormalige koloniën en het voormalige moederland, bijvoorbeeld door handelsroutes die in stand bleven. Zo werden gebieden die voorheen onder Brits bewind stonden lid van de ‘Commonwealth’ en hadden ook veel landen die voorheen onder Frans bewind stonden zich aangesloten bij de organisatie ‘La Francophonie’. Intussen was er al wel een dialoog tussen andere Afrikaanse landen en de EU.

Yaoundé Conferentie: Eerste stap naar gelijkheid?

Het onafhankelijkheidsproces van het Afrikaanse continent verliep niet voor elk land gelijk. Zo werd Ghana in 1957 onafhankelijk, terwijl Zimbabwe pas in 1980 onafhankelijk werd. Toch waren er in 1963 – tijdens de Yaoundé conventie – al enkele landen onafhankelijk. Dit was een van de eerste echte overeenkomsten tussen de EEG en soevereine staten van het Afrikaanse continent. Het werd vaak gezien als een Europese poging om economische banden met de voormalige koloniën te behouden en om de toegang tot natuurlijke hulpbronnen te behouden.

Bij de Yaoundé conferentie was niet elk Afrikaans land aanwezig. Later werd dit gezien als een startpunt van een langere trend van de EU, waarbij afspraken werden gemaakt met individuele landen en niet afspraken op pan-Afrikaans niveau. Dit wordt vaak als neokolonialisme gezien aangezien de Afrikaanse landen niet de kans hadden gekregen om zich te verenigen en hun onafhankelijke economie op te bouwen waar de Europese landen, waaronder veel voormalige koloniale machten, deze kans wel hadden gehad. Ongelijke economische posities werden hierdoor versterkt wat leidde tot asymmetrische en ongebalanceerde verhoudingen. Toch was dit de eerste keer dat de EEG op regionaal niveau handelt en daarom wordt het ook als een belangrijke stap van regionalisme binnen handelsovereenkomsten gezien. De Conventie van de Associatie van 1963 tussen de EEG en de Geassocieerde Afrikaanse en Malagasy Staten was het eerste internationale verdrag tussen de soevereine landen van de EU en Afrika. Dit hielp met de verdere erkenning van de onafhankelijkheid van deze landen. Het verdrag was vooral geënt op principes van wederkerigheid, zoals het verlagen van handelstarieven.

De Lomé Conferentie: een gelijkwaardiger verdrag?

Na deze eerste conferentie volgde er een tweede: de Lomé conferentie van 1975. Voordat deze conferentie begon was er op de eerdere Yaoundé Conferentie al veel kritiek gekomen. Veel critici vonden het verdrag neokoloniaal, daarnaast was er kritiek dat het de Afrikaanse landen verdeelde, aangezien niet elk land mee deed en er zeker in die tijd een sterk pan-Afrikaans sentiment was binnen het continent en daarbuiten. Veel mensen in Afrika voelden zich solidair met mensen door heel het continent. Pan-Afrikanisten stellen dat de grenzen binnen het continent en de daardoor ontstane natiestaten een koloniaal construct zijn. Daarnaast werden ook andere landen in de Cariben en in de Indische Oceaan betrokken bij het verdrag. Tezamen met de Afrikaanse landen werden zij gegroepeerd onder de overkoepelende term ACP.

Doordat het Verenigd Koninkrijk bij de EEG kwam in 1973 ontstond er ook een nieuwe uitdaging. De landen die onder de Commonwealth stonden konden mogelijk ook onder een nieuw handelsverdrag tussen Afrika en de EEG vallen. Binnen de Lomé conferentie was er een grotere nadruk op het begrip gelijkheid. Dit had ook veel te maken met het feit dat de ‘Derde Wereld’ geen speelbal meer wilde zijn in de Koude Oorlog maar ze wilden als een gelijke worden gezien. In de doelstelling staat dat ze een ‘complete gelijkheid tussen partners willen opzetten in een hechte en voortdurende samenwerking in de geest van internationale solidariteit’ en dat ze een ‘eerlijkere en meer gebalanceerde economische orde willen vestigen’. In werkelijkheid veranderde Lomé vrij weinig aan deze ongebalanceerde economische orde. De ACP exporteerde naar de EEG en de EEG bleef maar meer exporteren naar de ACP. Toch wordt het ook onderaan de streep gezien als een verbetering van de handelsrelaties.

Cotonou Agreement: verandering of meer van hetzelfde?

Nadat de Lomé overeenkomst was verlopen in het jaar 2000 startte de Cotonou onderhandelingen met de ACP-landen. Tijdens deze onderhandelingen was er relatief weinig hoop voor meer kritische theorie, inmiddels was het neoliberalisme populair en waren handelsovereenkomsten hier niet immuun voor.  Daarnaast was het Verenigd Koninkrijk inmiddels lid geworden van de EEG. Het Verenigd Koninkrijk had veel koloniën in Afrika en het had voor de toetreding de commonwealth opgericht. Hierdoor werden de toch al lastige onderhandelingen nog complexer, door bijvoorbeeld veranderende machtsverhoudingen. Ook hadden veel Afrikaanse landen te maken met de ´Structural Agreement Programmes´ (SAPS) van de Wereldbank. Doordat deze landen grote schulden hadden eiste de Wereldbank dat de landen bepaalde veranderingen maakten binnen de economie, vaak ging dit over liberalisering. Het idee hierachter was dat deze plannen de economie sterker zouden maken waardoor de kans op terugbetaling groter was.

Tegelijkertijd kwam de term ‘Good Governance’ (goed bestuur) op als populaire begrip. De term is binnen deze overeenkomst ook alom aanwezig. Het verbreedt het partnerschap waardoor ook onderwerpen zoals mensenrechten onder het verdrag vallen. Deze term is niet politiek neutraal en critici beweren dat de term sterk eurocentrisch is. Good Governance zou gebaseerd zijn op de West-Europese natiestaat, dit zou het ideaalbeeld zijn waar iedereen naar moet streven. Critici stellen dat het te weinig vrijheid geeft aan landen om hun eigen keuzes te maken en af te wijken van het Europese ontwikkelingspad. De Cotonou overeenkomst heeft geen verdere bepalingen rond historische herbalancering, het benadrukt wederom het belang van partnerschap.

2020: Naar een samenhangend Afrika beleid

In 2020 publiceerde de Europese Commissie een beleidsdocument genaamd ‘Towards a comprehensive Africa Policy’. Dit beleid kent vijf hoofdpilaren.

  1.       Een partnerschap voor een groene transitie en toegang tot energie
  2.       Een partnerschap voor digitale transformatie
  3.       Een partnerschap voor duurzame groei en banen
  4.       Een partnerschap voor vrede en bestuur
  5.       Een partnerschap voor mobiliteit en migratie

Partnerschap is hier een belangrijk woord, dat meer geënt is  op een gelijkwaardige relatie. Of dit ook in de praktijk een echt partnerschap is moet in de komende jaren duidelijk worden. Aan de andere kant stelt dit document ook dat er nog geen samenhangend partnerschap is, zelfs na al de voorgaande verdragen. De komende jaren moet duidelijk worden in hoeverre deze doelen behaald worden en in hoeverre er sprake zal zijn van een partnerschap.

Toekomstperspectief

De relatie tussen de EU en Afrika is een stuk gelijkwaardiger geworden door de jaren heen. Een belangrijke bijdrage hieraan is de institutionele ontwikkeling van de African Union (AU). Hierdoor kunnen twee regionale organisaties met elkaar onderhandelen. Binnen de AU kunnen kleinere en economische zwakkere landen sterker staan. Er is echter nog veel werk aan de winkel om deze relatie daadwerkelijk gelijk te maken. Dit heeft niet alleen met de EU zelf te maken, maar ook met grotere economische ongelijkheden binnen de globale economie. Toch kan men zich afvragen of eisen zoals ‘Good Governance’ nog wel van deze tijd zijn. China stelt deze eisen niet, waardoor dit land ook enorm in trek is als partner van Afrikaanse landen. China stelt zich op als een gelijkwaardige partner, alhoewel ook deze gelijkwaardigheid twijfelachtig is. Het tweede artikel van deze serie zal nader ingaan op de rol van de EU binnen een Afrika dat steeds meer naar China trekt. In hoeverre verandert de toenemende aanwezigheid van China de relaties tussen Afrika en de EU?  Is er nog wel ruimte voor de normatieve benadering van de EU en termen zoals Good Governance? 

Anoek Zijderveld is recentelijk afgestudeerd en heeft een Master in International Relations: Global Political Economy.

Afbeelding: Shutterstock

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *