Klimaat en Duurzaamheid

Europa’s toekomst is circulair, maar wat betekent dat?

Een stoomcursus in circulaire economie. 

‘Er is maar één planeet Aarde, maar tegen 2050 zal de wereld consumeren alsof er drie van zouden zijn.’

Zo begint de Europese Commissie haar actieplan voor een circulaire economie dat in maart 2020 werd gepubliceerd. Deze constatering van de Commissie is niet uit de lucht gegrepen. Onderzoek van de OECD heeft aangetoond dat wanneer er niet wordt ingegrepen de wereldwijde consumptie van fossiele brandstoffen de komende veertig jaar gaat verdubbelen en dat de jaarlijkse afvalproductie zal blijven toenemen tot wel 70% meer in 2050 vergeleken met nu. Een situatie die niet houdbaar gaat zijn en zeker geen positieve effecten gaat hebben op het klimaat en de leefbaarheid van het continent. Het introduceren van een circulaire economie wordt daarom door de EU gezien als dé manier om dit te voorkomen en de klimaatdoelen te halen die in de Green Deal zijn vastgesteld.

Het is niet alleen de EU die circulaire economie omarmt als het antwoord op de klimaatcrisis. Ook nationale overheden, bedrijven en wetenschappers zijn zich de laatste jaren gaan vastbijten in het onderwerp wat heeft geleid tot een enorme boost in de populariteit van circulaire economie. Ik ben een van de mensen die in deze trend is meegegaan door mijn masterscriptie te schrijven over het onderwerp, en ik was zeker niet de enige. Ik had de grootste moeite met het vinden van mensen  die ik kon interviewen omdat experts en andere betrokkenen overspoelt worden met interviewaanvragen van studenten, journalisten en andere geïnteresseerden.

Deze overweldigende aandacht betekent niet dat ook algemeen bekend is wat circulaire economie nu precies inhoudt en wat de introductie ervan gaat veranderen voor Europese burgers. Dit komt omdat circulaire economie door meerdere redenen een moeilijke term is om te begrijpen. Dus hierbij trakteer ik jullie op een stoomcursus circulaire economie: wat is het nu precies? Waarom doen we het? En vooral: wat gaat het voor ons als Europeanen betekenen? Dit artikel is het eerste deel van een tweeluik over de EU en circulaire economie waarbij dit deel zich zal focussen op wat circulaire economie nou precies is.

Waar hebben we het nu over?

Om meteen bij het begin te beginnen. Er bestaat geen allesomvattende omschrijving van wat circulaire economie inhoudt. Dit komt omdat circulaire economie geen theorie is op zichzelf, maar een samenraapsel van verschillende theorieën uit verschillende onderzoeksvelden die zich de afgelopen eeuw hebben ontwikkeld. De meeste artikelen over circulaire economie die in de academische wereld worden gepubliceerd focussen zich dan ook op het ontrafelen van wat circulaire economie nu precies is en hoe je het begrip het beste kan omschrijven. Een studie uitgevoerd in 2017 onder leiding van Julian Kirchherr vond maar liefst 114 verschillende omschrijvingen van het concept in wetenschappelijke publicaties. Desondanks is er een omschrijving die het vaakste wordt gebruikt en dat is degene die is bedacht door de Ellen MacArthur Foundation, een denktank die speciaal is opgericht met het doel om circulaire economie te promoten. Zij omschrijven circulaire economie als:

‘een industrieel systeem dat in haar intentie en opzet herstellend van aard is. Het vervangt het lineaire economische model met een circulair systeem dat gebruik maakt van hernieuwbare energie, elimineert het gebruik van giftige stoffen, en streeft naar het elimineren van afval door slim ontwerp en gebruik van materialen, producten, systemen en bedrijfsmodellen.’

Deze omschrijving vat de kernwaarden van circulariteit goed samen, maar om nu echt te snappen waar circulaire economie over gaat is het handig om dieper in te gaan op wat de kernwaarden van circulaire economie representeren.

Van een lijneconomie naar een cirkeleconomie

Zo algemeen mogelijk gezegd is circulaire economie een alternatief economisch model dat ons huidige model, dat we sinds de Industriële Revolutie gebruiken, moet vervangen. Vanaf de jaren 1870, toen West-Europa sterk is gaan industrialiseren, is er een economisch systeem ontstaan dat de ‘lijneconomie’ of ‘lineaire economie’ wordt genoemd. We beginnen met bepaalde natuurlijke hulpbronnen of materialen. Deze materialen worden in fabrieken omgezet in producten. Vervolgens worden deze producten verkocht aan consumenten en wanneer deze consumenten klaar zijn met het product wordt het weggegooid en eindigt het op een vuilnisbelt.

De naam lijneconomie is gebaseerd op de levensloop die een product doorloopt: het is een lijn met een begin en een einde. In het Engels wordt dit systeem ook wel het ‘take-make-dispose’ model genoemd. We pakken iets, we maken er wat van en als we klaar zijn gooien we het weg. Dit systeem wordt problematisch als je je beseft dat de meeste materialen en hulpbronnen die hiervoor gebruikt worden schaars zijn. We hebben geen oneindige voorraad aan materialen, maar we gebruiken ze vervolgens wel om producten van te maken die uiteindelijk worden weggegooid en niet hergebruikt worden. De materialen die we gebruiken raken steeds meer op terwijl de afvalberg aan het einde van de levensloop van producten alsmaar groter wordt. Je hoeft echt geen expert te zijn om te snappen dat een dergelijk  systeem op de lange termijn simpelweg niet werkt. Circulaire economie probeert dit proces te doorbreken met, de naam zegt het al, het indelen van de economie in een cyclus.

Bron: Bundles, 2017 (De weg naar een circulaire economie – Bundles)

Binnen een circulaire economie wordt het ‘take-make-dispose’ model van de lineaire economie vervangen met het zogenaamde ‘reduce-reuse-recycle’ model: verminder het gebruik van je hulpbronnen en materialen en wanneer je ze wel gebruikt zorg er dan voor dat de materialen opnieuw ingezet kunnen worden. Dit hergebruik wordt gedaan aan de hand van twee verschillende soorten cirkels of kringlopen: biologische en technische kringlopen.

Binnen de biologische kringloop wordt gebruik gemaakt van materialen die biologisch afbreekbaar zijn en veilig terug gegeven kunnen worden gegeven aan de natuur zonder na menselijk gebruik schade toe te brengen aan levende systemen. Een goed voorbeeld hiervan zijn etensresten, maar ook producten die gemaakt zijn van natuurlijke materialen zoals katoen en hout. De technische kringloop bestaat uit producten en materialen die de potentie hebben om continu hergebruikt te worden. Een voorbeeld hiervan is een auto die aan het einde van de levensduur compleet gestript wordt en waarvan de onderdelen stuk voor stuk een nieuwe bestemming vinden. Wanneer producten bestaan uit zowel biologische en technische materialen is het van belang dat deze twee na gebruik gemakkelijk van elkaar gescheiden kunnen worden. Op deze manier creëer je een industrieel systeem dat zichzelf in stand weet te houden. Afval zou eigenlijk ook niet moeten bestaan binnen een circulaire economie: restmaterialen moeten worden ingezet als ‘voeding’ waarmee het systeem wordt verzadigd.

Van recycling naar upcycling

Het ultieme doel van een circulaire economie is om het bestaan van afval zoveel mogelijk terug te dringen. Dit doel heeft geen nobele grondslag, maar heeft te maken met efficiëntie. Op het moment dat je binnen een circulaire economie te maken krijgt met afval betekent het dat je niet goed bent omgegaan met de materialen die je hebt en daarmee onderdruk je de productiviteit van je economische systeem. Je hebt nu eenmaal een materiaal dat niet opnieuw hergebruikt kan worden en dat is verspilling.

Om het ontstaan van afval te voorkomen is het niet genoeg om je afval te recyclen. Waarom dat zo is werd goed uitgelegd door William McDonough en Michael Braungart in hun boek Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things uit 2002. Stel, je zit met een aantal plastic flessen die je wilt hergebruiken. Na lang nadenken besluit je er uiteindelijk om het plastic zo her te gebruiken dat je er een kleed van maakt. Nu heb je een tijdje genoten van je gerecyclede kleed, maar na een aantal jaar besluit je dat het niet meer mooi binnen je interieur past. Wat ga je nu doen met je kleed? Het plastic is zo hergebruikt dat het niet meer uit elkaar gehaald kan worden en het kleed eindigt op een vuilnisbelt omdat je er niets anders meer mee kan.

Dit is dan ook geen recycling volgens McDonough en Braungart; je hebt simpelweg de route naar de stort van de plastic flessen met één tussenhalte verlengd. De fout die hier is gemaakt is dat toen de plastic flessen gemaakt werden niet is nagedacht over wat er mee moest gebeuren op het moment dat ze hun functie hadden vervuld. Vervolgens werden de flessen inefficiënt gebruikt om er iets anders van te maken en op zo een manier dat ze daarna niet opnieuw gebruikt konden worden. Dit is dan ook geen recycling binnen circulaire economie, maar downcycling. Je hebt het materiaal zo gebruikt dat het minder efficiënt is geworden en niet opnieuw de kringloop in kan. Daarom is het recyclen van afval volgens circulaire principes niet voldoende. Binnen een circulaire economie moet op ieder punt van de cyclus nagedacht worden over hoe je de kringloop in stand houdt. Al bij de ontwerpfase moet een ontwerper bedenken hoe het bedachte product hergebruikt kan worden. Als leidraad zijn hiervoor de zogenaamde ‘negen principes van circulaire economie’, die ook bekend staan als de negen r’s, bedacht die in de grafiek hieronder staan uitgelegd.    

Bron: circulair.com, 2021. (Wat is een circulaire economie? – Circulair.com)

Meer verantwoordelijkheid

Zoals het nu werkt zijn consumenten verantwoordelijk voor het hergebruik van producten en materialen. Zo moet afval gescheiden worden en elektrische apparaten ingeleverd worden bij speciale ophaalpunten. Maar eigenlijk is dit een best vreemde situatie, want consumenten beschikken helemaal niet over de middelen om materialen zo efficiënt mogelijk her te gebruiken, het enige wat ze kunnen doen is producten inleveren voor recycling, wat dus in de meeste gevallen downcycling betekent.

Binnen een circulaire economie blijven makers en verkopers daarom verantwoordelijk voor hun producten. Stel, je koopt een wasmachine die na vijf jaar gebruik kapot gaat. Nu zou dat betekenen dat je een ritje maakt naar de vuilstort om vervolgens een nieuwe in huis te halen. Binnen een circulaire economie zou idealiter de maker verantwoordelijk blijven voor de wasmachine. Zij komen hem dan ophalen om te repareren en wanneer dat niet mogelijk is heb je de optie om de wasmachine uit elkaar te halen en de onderdelen voor iets nieuws te gebruiken. De voornaamste reden om dit te doen is omdat de maker de kennis bezit om de wasmachine zo efficiënt mogelijk in de kringloop te houden, de consument niet.

Omdat de maker verantwoordelijkheid blijft houden voor een product zijn leasecontracten ook een populair alternatief binnen een circulaire economie. Een goed voorbeeld van zo een systeem is het bedrijf Swapfiets. Bij Swapfiets kan je voor een vast bedrag per maand een fiets huren. Wanneer er iets met de geleende fiets gebeurt komt Swapfiets hem ophalen en krijgt de gebruiker een nieuwe. Vervolgens repareren zij de fiets en maken hem klaar voor nieuw gebruik. Dit systeem werkt goed omdat bij Swapfiets de expertise ligt om de fiets in de kringloop te houden. Wat in het grotere plaatje betekent dat er uiteindelijk minder fietsen nodig zijn voor dezelfde groep mensen.

Dit systeem klinkt makkelijk en logisch wanneer het gaat om producten als wasmachines en fietsen, maar wordt al snel ingewikkeld wanneer je het gaat toepassen op producten die modegevoelig zijn. Je kan er als producent wel voor zorgen dat je product zo lang mogelijk in de kringloop blijft, maar op het moment dat jij schoenen maakt en de trends veranderen dan willen consumenten weer iets anders. Hierdoor ligt er ook een grote verantwoordelijkheid bij consumenten zelf. 

We zijn eraan gewend geraakt dat we spullen zoals kleding en telefoons om de zoveel tijd wisselen op het moment dat er weer iets nieuws in de mode is. Dit leidt tot eindeloos consumeren terwijl dat in essentie helemaal niet nodig is. Het meest tekenende voorbeeld hiervan zijn fast-fashion winkels die elke zes weken hun aanbod compleet vernieuwen. Je kan hiervoor de schuld leggen bij de producten, en deels hoort die daar ook, maar een deel van de schuld is ook aan consumenten te weiden die graag gaan winkelen en telkens iets nieuws willen zien. Circulaire economie betekent dan ook dat dat de mentaliteit van mensen moet veranderen. Dit betekent dat zowel consumenten als producenten moeten leren om anders om te gaan met spullen en materialen. Want wanneer er minder geconsumeerd wordt, betekent dat automatisch dat er minder grondstoffen nodig zijn om aan de vraag te voldoen.

Brede Welvaart en true pricing

Minder consumeren is een fijn idee dat zeker de zelfverklaarde minimalisten in onze samenleving aanhangen. Maar in ons huidige systeem betekent minder consumptie minder omzet en een mindere omzet leidt tot een lager Bruto Nationaal Product (BNP), dus dat zou betekenen dat de economie zou krimpen en dit is iets wat je juist wilt voorkomen. Dus waarom zou je dan een circulair economisch systeem opstellen.

Dit heeft te maken met het belangrijkste principe van circulaire economie, waar al het bovenstaande bij elkaar komt. Circulaire economie wil namelijk economische groei loskoppelen van het gebruik van hulpbronnen. In onze lineaire economie hebben producten waarde. Wanneer je bijvoorbeeld een banaan koopt in de supermarkt zit daar een bepaalde winstmarge op en dat is binnen onze huidige economische systeem de leidende factor: zorg ervoor dat je winstmarge zo hoog mogelijk is want dan ben je goed bezig. Dat er bijvoorbeeld kinderarbeid voor nodig was om die bananen van de plantage naar de supermarkt te krijgen speelt in dit verhaal geen rol: in het product zit de economische waarde en in niets anders.

Circulaire economie hecht daarentegen enorm veel waarde aan iets wat ‘true pricing’ heet. True pricing beschrijft het fenomeen waarin je alle kosten meeneemt die worden gemaakt om een product te creëren. Dit gaat veel verder dan bijvoorbeeld je materiaalkosten of personeelskosten. Wanneer je een product maakt dat leidt tot Co2 uitstoot of milieuvervuiling, dan worden in ons huidige systeem de kosten daarvan gedragen door de maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan de uitstoot van Tata Steel: de bewoners van de directe omgeving betalen de prijs daarvoor in de vorm van meer gezondheidsklachten en dit betekent op de langere termijn hogere zorgkosten die worden betaald uit belastingen. De negatieve milieu- en gezondheidseffecten van het tot stand komen van een product worden niet betaald door de maker of gebruiker van het product, maar bij true pricing gebeurt dat wel. De schade die de productie veroorzaakt wordt omgezet in een prijs die bij de verkoopprijs inbegrepen zit.

Binnen ons huidige systeem worden producenten die de kantjes ervan af lopen, bijvoorbeeld door het slecht betalen van personeel of een vervuilende productiemethode hebben, beloond. Zij maken hierdoor minder kosten wat leidt tot een hogere winstmarge; hetgeen je in een lineaire economie nastreeft. Maar binnen een true pricing systeem worden alle positieve en negatieve effecten die een product met zich meeneemt meegerekend, wat uiteindelijk leidt tot hele andere prijzen. Een plofkip is op dit moment goedkoop vlees omdat de productiekosten hiervan relatief laag liggen, maar als de negatieve kosten van het dierenleed en de uitstoot van ammoniak tijdens de productie worden meegerekend kan het zo zijn dat dit vlees ineens stukken duurder blijkt dan de biologische variant.

Mensen kiezen vaak voor de goedkoopste optie waardoor het gaat lonen om goed bezig te zijn. En uiteindelijk is dit ook de meest efficiënte manier om je economie in te richten want de samenleving hoeft aan het einde van de dag niet op te draaien voor de rekening die de negatieve effecten met zich meebrengen, maar worden in plaats daarvan betaald door degene die ze heeft veroorzaakt. Dit is ook een financiële stimulans om je productieproces anders te gaan inrichten. Met andere woorden: het gehele proces van hoe een product tot stand komt wordt meegenomen in de verkoopprijs, in plaats van alleen maar de waarde van de grondstof of het gebruikte materiaal zoals nu het geval is.

Ook op macro-economische schaal wordt dit steeds meer toegepast. De economische positie van landen werd in het verleden alleen maar bepaald aan de hand van één factor: het BBP (Bruto Binnenlands Product). Hoe welvarend een persoon is binnen een land werd dus bepaald aan de hand van hoeveel geld er in totaal omging binnen een economie gedeeld door het aantal inwoners. Dit geeft geen realistische reflectie van de werkelijkheid. Nederland is op basis van het BBP een welvarend land, maar als je gaat kijken naar een factor als mentale gezondheid liggen de cijfers ineens heel anders. De psychische gezondheidszorg is in Nederland volgens het OECD schrikbarend slecht geregeld, terwijl een goede mentale gezondheid heel belangrijk is voor iemands geluk en welzijn. 

Bron: Universiteit Utrecht, 2021. (Over de BWI – Brede Welvaartsindicator – Universiteit Utrecht (uu.nl))

Geld is niet de enige factor die bepaalt of jij welvarend bent of niet. Om deze reden is het begrip Brede Welvaart geïntroduceerd een aantal jaar geleden. Brede Welvaart bevat elf indicatoren waaraan wordt gemeten hoe goed het er met een samenleving voorstaat en geeft een veel beter beeld van hoe gelukkig mensen zijn dan BBP alleen. Circulaire economie is het economische systeem dat brede welvaartsindicatoren meeneemt in het kostenplaatje van producten en diensten.

De Europese Unie wil dus vol in gaan zetten op circulaire economie met als einddoel om in 2050 compleet circulair te zijn. In het volgende artikel wordt uitgelegd hoe de EU van plan is dit te gaan realiseren.

Linda den Bol is afgestudeerd in geschiedenis aan de Radboud Universiteit en heeft een dual-degree master in European Goverance behaald aan Masarykova Univerzita en Utrecht Universiteit. 

 

Beeld: Shutterstock

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *