Conflict en Defensie

Hoe noodzakelijk is een Europees leger?

De verschillende mogelijkheden om Europese militaire onafhankelijkheid te realiseren.

De recente gebeurtenissen in Afghanistan hebben aangetoond dat de Europese militaire macht zwak is in vergelijking met die van de Verenigde Staten. Verschillende Europese leiders hebben aangegeven dat de Europese Unie (EU) strategisch en militair onafhankelijk moet worden van Amerika. Zo stelde de buitenlandchef van de EU, Josep Borrell, dat deze situatie in Afghanistan hét moment is om militair onafhankelijk te worden van Amerika. Hij pleit daarom voor een Europees expeditieleger van 50.000 mensen. De zwakte van de Europese defensiemacht en de afhankelijkheid van de Amerikaanse troepen wakkert de discussie over een Europees leger opnieuw aan. Of de EU wel of geen leger moet krijgen, is al jaren een discussie die soms op de achtergrond wordt gevoerd en soms, zoals in deze situatie, weer opleeft.

Al in de jaren ’50 werd er gesproken over een Europese defensiegemeenschap. Hierbij zou er één Europees leger worden opgericht voor België, Luxemburg, Nederland, West-Duitsland, Italië en Frankrijk. Het verdrag hiervoor is zelfs getekend in 1952, maar het plan werd nooit uitgevoerd omdat het Franse parlement het verdrag niet ratificeerde. Toch betekende dit niet dat de wens voor een gemeenschappelijke defensie verdwenen was. In 2015 bijvoorbeeld, sprak de voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, dat “onze toekomst als Europeanen op een gegeven moment een Europees leger zal kennen”. Deze woorden geven aan dat er nog steeds wordt nagedacht over verdere integratie op het gebied van defensie en veiligheid. 

Ondanks deze duidelijke woorden is er tot op heden geen Europees leger opgericht. Dit komt doordat beleidsvereisten voor verdere integratie op het gebied van veiligheid en de mogelijkheid om een Europees leger op te richten, gebonden zijn aan de belangen en opvattingen van de afzonderlijke lidstaten over de kwestie. Het zijn namelijk de lidstaten die de macht hebben op dergelijke beleidsterreinen. Maar hoe goed is het idee van een Europees leger eigenlijk? En vermindert het daadwerkelijk de afhankelijkheid van de Verenigde Staten?

Een groot onderdeel van de vraag of de EU een eigen leger moet krijgen, heeft te maken met de positie en invloed van de NAVO. De NAVO is een samenwerkingsorganisatie, die in 1949 in eerste instantie is opgericht als tegenkracht van het communisme in de Koude Oorlog. Na de uiteenvalling van de Sovjet-Unie in 1991 nam de militaire dreiging af en hiermee ook het directe belang van de samenwerkingsorganisatie. Desondanks vindt de meeste militaire samenwerking tussen Europese landen plaats in NAVO-verband. De NAVO is dus nog steeds een belangrijke speler op het wereldtoneel wanneer het aankomt op defensie en vrede.

De sterkste militaire macht binnen de NAVO is de Verenigde Staten. Wanneer de defensie-uitgaven van de NAVO-landen als percentage van het bbp met elkaar vergeleken worden, valt op dat de Verenigde Staten bijna 3,5% uitgeven aan defensie, terwijl de meeste Europese landen de afgesproken 2% niet halen. Donald Trump heeft in zijn ambtsperiode als president meermaals zijn kritiek geuit op de NAVO en heeft zelfs gesprekken gevoerd over het verlaten van de organisatie. De Franse president Emmanuel Macron waarschuwde Europa dat de NAVO ‘hersendood’ aan het worden is nu Amerika minder aandacht besteedt aan de Europese bondgenoten. Tot opluchting van de NAVO-bondgenoten bleef Amerika lid van de organisatie en toen Joe Biden president werd, was de stemming optimistisch. Toch bleek in Afghanistan dat dit optimisme niet geheel gegrond was. Volgens velen liet Amerika de Europese bondgenoten in de steek door zich per 31 augustus 2021 terug te trekken uit Afghanistan. Zonder de Amerikanen bleken de Europeanen niet in staat een eigen troepenmacht in Afghanistan te houden. 

Wat voor mogelijkheden heeft de EU?

De EU moet dus nadenken over het versterken van haar eigen defensiemacht in plaats van te vertrouwen op de Amerikaanse. Er zijn verschillende mogelijkheden waarop de militaire macht van de EU kan worden versterkt, elk met voordelen en nadelen.  

Ten eerste kan er een Europees samenwerkingsverband worden ontwikkeld met betrekking tot defensie en vrede. Dit is vergelijkbaar met de NAVO maar dan met enkel Europese landen. Dit komt het meest in de buurt van het veelbesproken ‘Europese leger’. De meeste lidstaten zullen echter niet bereid zijn hun soevereiniteit op het gebied van defensie volledig over te geven aan de EU. Ook zal dit zorgen voor discussies over wie de leiding krijgt over dit leger. Bovendien is het de vraag of de EU op dit moment daadwerkelijk de middelen en kennis heeft om een leger op te zetten en te overzien.  

Een tweede, meer ideologische oplossing zou uitbreiding van de defensie zijn binnen de NAVO. Op deze wijze behouden lidstaten hun soevereiniteit terwijl ze toch bijdragen aan een gemeenschappelijke militaire macht. De Verenigde Staten zullen hierin echter wel het grootste en machtigste leger blijven hebben. De vraag is of Europa op deze manier daadwerkelijk militair onafhankelijk van Amerika wordt. Bovendien kan men zich afvragen hoe betrouwbaar de Verenigde Staten in de toekomst zijn als leidende macht binnen de NAVO. President Biden zet namelijk de door Barack Obama ingezette Pivot to Asia voort, waarbij de buitenlandfocus wordt verschoven van Europa naar Azië. 

Wat een realistischere oplossing op korte termijn is, is samenwerking in kleine groepen. De Nederlanders, Belgen, Duitsers en Britten werken bijvoorbeeld al veel samen. Wanneer er in de rest van Europa ook dergelijke kleinschalige samenwerkingen ontstaan, is dit een stap naar een grotere Europese onafhankelijkheid. Deze kleine clusters kunnen zich namelijk elk specialiseren in een bepaald aspect van defensie. Het voordeel van deze strategie is dat deze clusters vervolgens verder kunnen worden uitgebouwd en met elkaar kunnen worden geïntegreerd. Deze strategie is een voorbeeld van het ‘Europa met meerdere snelheden’, waarmee bedoeld wordt dat sommige landen verder gaan met Europese integratie dan andere. Hoeveel specialisatiemogelijkheden landen hebben, zal afhankelijk zijn van het beschikbare defensiebudget. Wat hierbij erg belangrijk is, is dat nationale activiteiten over defensie beter worden afgestemd op Europees niveau. Een voorbeeld van een dergelijke samenwerking is de PESCO (Permanent Structured Cooperation) waarbij de samenwerking op defensiegebied tussen de deelnemende EU-lidstaten wordt verbeterd.

Een laatste optie is het oprichten van een Europese brigade van 5.000 militairen die samen kunnen trainen en snel kunnen worden ingezet bij een crisis buiten de EU: een snelle-interventiemacht. Dit plan is in mei al gelanceerd door veertien lidstaten. Dit is vergelijkbaar met de gevechtsgroepen die in 2007 zijn opgericht. In deze gevechtsgroepen staan 1.500 militairen permanent klaar om buiten de EU te interveniëren. Wie aan dit plan meedeed, moest echter zelf de kosten dragen, wat een obstakel vormde bij de uitvoering van dit plan. Dit is de reden dat deze groepen niet worden ingezet. In het nieuwe plan is een oplossing voorgesteld voor een vergelijkbaar obstakel. Het nieuwe European Peace Facility dat tot 2027 vijf miljard euro beschikbaar maakt, kan een deel van deze hoge kosten voor de lidstaten dekken. Daarnaast is er een nieuw Europees Defensiefonds dat bijna acht miljard euro kan uitgeven tot 2027. Hiermee kan de logistieke capaciteit van de EU worden uitgebreid.

Conclusie 

De huidige situatie in Afghanistan heeft nogmaals benadrukt dat er betere samenwerking nodig is om een sterkere Europese defensiemacht te realiseren. Dit hoeft niet direct in de vorm van een Europees leger. Het is wellicht zelfs beter om dit niet in de vorm van een leger te doen. Een leger brengt veel kosten en logistieke kwesties met zich mee, waar de EU op dit moment waarschijnlijk niet de capaciteiten voor heeft. Ook de uitbreiding binnen de NAVO resulteert er waarschijnlijk niet in dat Europa militair onafhankelijk wordt van Amerika. Wat belangrijker en op dit moment haalbaarder is, is afstemming tussen de Europese landen. De Europese landen kunnen in clusters samenwerken en zich specialiseren. Het belangrijkste instrument dat de EU op dit moment kan inzetten, is een snelle-interventiemacht. Een Europees leger is dus niet dermate noodzakelijk omdat er andere opties zijn die realistischer, goedkoper en logistiek eenvoudiger zijn waarbij lidstaten hun soevereiniteit niet volledig op hoeven te geven.

Hanna Krijgsman van Spangenberg heeft een bachelor in Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam met een major in Europese geschiedenis.

 

Beeld: Shutterstock

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *