Hulp na de aardbevingen in Turkije en Syrië
Van noodhulp tot sancties: de huidige stand van zaken.
Op 6 februari 2023 vonden in het zuidoosten van Turkije en het noorden van Syrië twee allesverwoestende aardbevingen plaats van respectievelijk 7.8-8 en 7.7 op de Schaal van Richter. Het epicentrum van de eerste beving lag vlakbij de Turkse stad Gaziantep en die van de tweede in de provincie Kahramanmaraş, maar beide bevingen hadden vanwege hun grote kracht impact op veel uitgestrekter gebied. Al snel bleek dat er 23 miljoen mensen zijn getroffen door de aardbeving. Het dodental ligt inmiddels ver boven de 50.000. Ter vergelijking; dat is bijna drie keer het aantal mensen dat in de Ziggo Dome past. Daarnaast zijn er meer dan 108.000 gewonden gevonden gevallen en is er van het gebied helaas weinig meer over. Er zijn in totaal honderdduizenden gebouwen ingestort of onherstelbaar beschadigd en hierdoor raakten minimaal 2.7 miljoen mensen dakloos, waaronder 850.000 kinderen. De ravage is enorm en zo ook het trauma en het verdriet bij de mensen in het rampgebied.
De hulp na de aardbeving in Syrië en Turkije kwam snel op gang. Niet alleen uit de landen en regio zelf, maar ook van ver daarbuiten. In Nederland werd Giro 555 geopend, er werden levensmiddelen verzameld en spaarpotjes omgekeerd. Er gingen reddingsteams naar het gebied en er werd humanitaire hulp georganiseerd. Ook vanuit andere landen in Europa werd hulp geboden – van Albanië tot aan Zwitserland. Hetzelfde geldt voor internationale organisaties zoals de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN), ngo’s en religieuze instellingen. Inmiddels zijn we ongeveer tweeënhalve maand verder. Een goed moment om de balans op te maken. Wat is er nou eigenlijk gebeurd? Welke hulp heeft Turkije en Syrië bereikt? Welke problemen kwamen hierbij kijken? En wordt er wel voldoende aandacht besteed aan de ramp? Je leest het in dit artikel.
De aardbevingen, het rampgebied en de slachtoffers
De aardbeving van 6 februari vond plaats in de vroege ochtend, om 04:17 uur lokale tijd. Na de eerste beving werden de inwoners van Zuidoost-Turkije en Noord-Syrië in de opvolgende dagen opgeschrikt door meer dan 11.000 naschokken en twee zware, nieuwe aardbevingen. De zwaarste naschok had een kracht van 5.4 op de Schaal van Richter. Vanwege hun hoge kracht werden sommige schokken gevoeld tot in Cyprus, Libanon, de Palestijnse Gebieden en Israël, en zelfs geregistreerd in Nederland.
In Turkije zijn in ieder geval tien provincies getroffen door de aardbevingen (Kahramanmarras, Gaziantep, Hatay, Adana, Malatya, Diyarbakir, Sanliurfa, Adiyaman, Kilis en Osmaniye), en in Syrië gaat het om de provincies Idlib, Hama, Aleppo, Lakatia en Tartous. Deze gebieden worden vaker getroffen door aardbevingen, doordat Turkije op een plek ligt waar meerdere aardplaten aan elkaar grenzen. Het gebied waar de aardbeving van dit jaar plaatsvond wordt beïnvloed door de Afrikaanse Plaat, de Arabische Plaat en de Anatolische Plaat. Bij bewegingen van deze platen ontstaat een aardbeving, in dit geval doordat de Arabische Plaat naar het noorden verschoof en tegen de Anatolische ‘aanbotste’. Toch komen zware aardbevingen zoals die van 6 februari weinig voor.
Zeker 23 miljoen mensen zijn getroffen door de aardbevingen, waarvan het overgrote deel woonachtig is in Turkije. Dat dit aantal zo groot is, komt mede doordat het rampgebied zo dichtbevolkt is. Niet alleen wonen er veel mensen in grote steden zoals Gaziantep en Antakya, tevens vangt Turkije veel Syrische vluchtelingen op in dit gebied. Het totale aantal Syrische vluchtelingen in Zuidoost-Turkije wordt geschat op meer dan 1.7 miljoen. Daarnaast lagen veel mensen binnen te slapen tijdens de aardbeving. Gebouwen, die niet meer stevig waren na de eerste aardbeving, konden veelal de hoeveelheid krachtige naschokken niet meer aan en stortten alsnog in. Daarbovenop was het winter en steenkoud. Mede door deze redenen is het aantal dodelijke slachtoffers en gewonden zo groot.
Inmiddels is het totale dodental van de aardbevingen opgelopen tot boven de 57.000. In Turkije zijn er meer dan 50.000 dodelijke slachtoffers te betreuren en in Syrië ongeveer 7200. Het aantal slachtoffers in Syrië is echter niet zeker, omdat communicatie met zowel President Bashar al-Assad als met de rebellen die stukken van Syrië onder controle hebben, ingewikkeld verloopt. Naast Turken en Syriërs zijn er ook honderden buitenlandse bezoekers of inwoners van het gebied omgekomen, waarbij Afghanen, Haïtianen en Palestijnen de grootste groepen uitmaken. Wonder boven wonder zijn er ook enorm veel mensen gered; alleen al 80.000 in Turkije. De verhalen over verscheurde families domineerden logischerwijs het nieuws, echter zorgden nieuwsberichten als ‘Meisje van 6 gered in Turkse stad Adiyaman, week na aardbeving’, ‘Nog altijd wondertjes: baby van tien dagen onder het puin vandaan gehaald in Turkije’ en ‘Nog twee mensen bevrijd uit puin in Turkije na bijna 300 uur’ voor hoop.
De inwoners van Zuidoost-Turkije en Noord-Syrië zijn ontheemd nu gebouwen, huizen en tenten zijn ingestort. Mensen worden opgevangen in containerwoningen, leegstaande resorts, treinwagons, gebouwen die zijn blijven staan en tenten. Giro 555 geeft op haar website aan dat mensen niet alleen familie en vrienden zijn verloren, maar ook hun huis, spullen en hun baan: “[…] Veel mensen [zijn] hun bron van inkomsten kwijt; ze kunnen niet meer werken omdat hun klanten zijn vertrokken naar een veiliger gebied of omdat het gebouw waar ze werkten is ingestort”. Bovendien zijn honderden school- en universiteitsgebouwen beschadigd of ingestort en hetzelfde geldt voor historische plekken en werelderfgoed, zoals kastelen, forten en moskeeën. Het leven van de overlevenden staat op zijn kop. Veel mensen hebben last van herbelevingen en nachtmerries, zijn bang of voelen zich nergens meer veilig. Dit onderstreept het belang van psychologische hulp.
Van reddingsoperaties tot psychologische hulp
Na de aardbevingen was er direct snelle hulp nodig. We weten dat in ieder geval 105 landen (humanitaire) hulp hebben gestuurd naar Syrië en Turkije. Daarnaast speelden internationale organisaties een belangrijke rol. De eerste prioriteit na de aardbeving was het opstarten van reddingsoperaties en deze draaiende houden totdat de kans op overleving nul was geworden. Na de aardbeving lagen duizenden mensen namelijk onder het puin. Zonder hulp zouden zij hier niet uit raken. Of en hoe lang mensen onder het puin kunnen overleven hangt grotendeels af van ‘geluk hebben’. De kans dat mensen levend onder het puin vandaan komen is echter het grootst in de uren direct na de aardbeving. Vooral de eerste drie dagen zijn cruciaal (‘the golden hours’), daarna wordt de kans dat iemand levend onder het puin wordt gehaald een stuk kleiner.
Maybritt Kuypers, medeoprichter van de Stichting Outdoor Medicine en tevens arts op de Spoedeisende Hulp, zegt in een RTL-nieuwsartikel dat mensen “een combinatie van drinkwater, eten [en] toegang tot verse lucht [nodig hebben om te overleven]. Als je […] onder de grond zit, gaat je lichaam vervolgens in een soort waakstand. Daardoor heb je minder energie nodig.” Dat de aardbeving ’s nachts plaatsvond is een vloek en een zegen tegelijkertijd. Zoals eerder vermeld lagen veel mensen binnen in hun bed. De kans is groot dat er hierdoor meer slachtoffers zijn gevallen. Aan de andere kant, gaven de kussens en dekens bescherming en warmte aan mensen die onder het puin terecht waren gekomen.
Om zoveel mogelijk mensen onder het puin te kunnen lokaliseren en te redden, zijn er vanuit de internationale gemeenschap reddingsteams naar het rampgebied gezonden. Deze teams staan bekend als USAR-teams (Urban Search and Rescue) en zijn gestuurd vanuit de hele wereld. Het Nederlandse USAR-team, USAR.NL, bestaat uit een multidisciplinair team van verpleegkundigen, speurhonden en hun begeleiders, zoek- en redpersoneel, leiding, enzovoorts, en wordt ingezet na goedkeuring van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. USAR-NL is dagen aanwezig geweest in het rampgebied. Het team heeft enkele mensen en een hond kunnen redden in de zwaar getroffen Turkse regio Hatay, maar heeft helaas ook veel overleden slachtoffers gevonden.
Na de eerste 72 uur verschoof de focus van reddingsoperaties naar noodhulp voor overlevenden. Om noodhulp te kunnen leveren is er enorm veel nodig, van tenten, mobiele keukens, voeding, drinkwater en dekens tot medicijnen, ambulances, EHBO-trommels, injectienaalden en artsen. Verschillende hulporganisaties trokken daarom naar het gebied om ter plaatse medische hulp te verlenen en mensen van tijdelijk onderdak te kunnen voorzien. Om de benodigde spullen te kunnen verzamelen en verspreiden, was geld nodig. Vanaf dag 1 zijn er goederen en bedragen ingezameld door ngo’s, (religieuze) organisaties en individuen overal ter wereld. De opening van Giro 555 en de hieraan verbonden landelijke actiedag hebben in Nederland bijvoorbeeld 108.501.189 euro* opgeleverd (stand 22-02-2023). Dit bedrag blijft nog steeds groeien en dat is maar goed ook; het geld is immers hard nodig.
Veel landen hebben grote bedragen gedoneerd; niet alleen om noodhulp te kunnen leveren, maar ook om te helpen in de wederopbouw van de gebieden. De totale schade van de aardbevingen wordt namelijk geschat op meer dan honderd miljard euro. Vanuit de Verenigde Naties is er daarom meer dan een miljard dollar gedoneerd aan Turkije, en 400 miljoen aan Syrië. De Wereldbank doneerde 1.78 miljard dollar en in samenwerking met andere donoren, kon ook de Europese Unie miljarden leveren aan Turkije en Syrië. De EU heeft naast de donaties ook op andere manieren hulp kunnen bieden. De organisatie heeft gezorgd voor bedden, tenten en noodwoningen, maar ook voor dekens en verwarmingen. Bovendien is er een EU Civil Protection Team in werking getreden, dat lokale en nationale autoriteiten helpt bij de coördinatie van inkomende hulp. De EU-landen hebben goed samengewerkt bij het organiseren van de hulp, ondanks de soms ingewikkelde verhoudingen met Turkije en Syrië. De relatie tussen Turkije en Griekenland is bijvoorbeeld niet heel goed. Er zijn spanningen tussen de landen, bijvoorbeeld over Cyprus. Toch was Griekenland snel in het sturen van reddingsteams en benodigdheden.
Hulporganisaties zorgen tevens voor psychosociale hulp en ondersteuning. Dit is belangrijk voor alle overlevenden (veel mensen blijven hyperalert, ontwikkelen PTSS en paniekaanvallen, hebben langdurig nachtmerries en geen eetlust, zijn vergeetachtig, hebben spierpijn, of durven nergens meer naar binnen), maar zeker voor twee groepen: Syriërs en kinderen. In Syrië hebben mensen al jaren te maken met oorlog en het daaruit voortkomende geweld. Huizen zijn gebombardeerd, mensen zijn omgekomen. De mensenrechten kunnen niet gewaarborgd worden. Ook is cholera uitgebroken en zijn de koude winters streng. De aardbeving is een ramp op een stapel rampen en heeft bij velen het laatste beetje hoop op een toekomst doen verdwijnen. Voor kinderen, zowel in Syrië als Turkije, is de ramp psychosociaal tevens erg zwaar. Hun nog maar jonge leven is plotseling ernstig verstoord. De kinderen hebben te maken gekregen met verlies en verdriet, op wat voor manier dan ook, en hebben hulp nodig om dit te verwerken. Daarom zijn er veel organisaties die psychologische sessies aanbieden in het rampgebied. Voor kinderen helpt het bijvoorbeeld om te tekenen, te dansen of om naar muziek te luisteren.
Grensovergangen, moeilijkheden en sancties
Hoewel het lijkt alsof er zonder moeite hulp is geregeld voor Turkije en Syrië, was dit niet het geval. De hulp heeft dan ook niet alle getroffen gebieden kunnen bereiken. Dat komt ten eerste doordat niet alle grenzen naar de Syrische getroffen gebieden open waren/zijn. In deze gebieden maken rebellengroeperingen de dienst uit en de Syrische regering zag het als een schending van de soevereiniteit wanneer hulp zonder toestemming de grens over kwam. Doordat er slechts één grensovergang tussen Turkije en Syrië gebruikt kon worden, kwam de hulp veelal te laat. De wegen in en naar de getroffen gebieden zijn overigens ook behoorlijk beschadigd, en hetzelfde geldt voor de vliegvelden. Het vraagt creativiteit van hulporganisaties om mensen in rurale gebieden te kunnen bereiken. Bovendien beschikt Syrië niet over dezelfde middelen – hijskranen, warmtecamera’s, etc. – als Turkije, waardoor reddingsoperaties moeizaam verliepen.
Hoewel Turkije direct na de aardbeving hulp vroeg aan de EU, deed Syrië dit pas later. Sowieso was het eerst maar de vraag welke hulp er überhaupt aan Syrië geboden kon worden; de EU heeft het land in 2011 in samenwerking met de VS, Canada, Australië, Zwitserland en de Arabische Liga een sanctie opgelegd waardoor goederen die gebruikt konden worden om tegenstanders van Assad te onderdrukken verboden werden. Dit heeft echter ook zijn weerslag gehad op de crisisreactie na de aardbeving. Op 23 februari werd deze sanctie daarom voor een periode van een halfjaar ingetrokken. Hierdoor hoeven humanitaire organisaties niet langer toestemming te vragen aan EU-lidstaten wanneer ze geld willen overmaken of goederen willen leveren en diensten willen verlenen. Daarmee kan de hulp worden versneld. Doordat de sanctie pas op 23 februari is stopgezet, meer dan twee weken na de aardbeving, kan dit echter geen verschil meer hebben gemaakt in het redden van mensen onder het puin. De EU verklaart dat de humanitaire activiteiten altijd buiten sancties vallen, zodat het leveren van humanitaire hulp niet in gevaar wordt gebracht.
Toch is dit niet helemaal waar; de sancties hebben – onbedoeld – de hulp in de eerste dagen na de aardbeving zeker vertraagd of beïnvloed. Er waren genoeg mensen in het gebied om te zoeken naar overlevenden onder het puin, maar het materieel om dit te kunnen doen ontbrak. Er waren geen graafmachines, ambulances of brandweerwagens, en vanwege de sancties uit 2011 konden deze hulpmiddelen pas na 23 februari de Turks-Syrische grens over worden gebracht. Of de hulpmiddelen daarna goed zijn verspreid over de getroffen gebieden is moeilijk te zeggen. De binnenlandse politiek en de oorlogssituatie in Syrië hebben dit in ieder geval niet makkelijker gemaakt. Vrachtwagens met goederen kunnen niet eenvoudig van het ene getroffen gebied naar het andere rijden, omdat ze door verschillende partijen worden gecontroleerd. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het tekort aan brandstof.
De stand van zaken en de toekomst
Het zal lang duren voordat het leven in de getroffen gebieden weer is zoals het was; de schade is immers enorm. De straten lijken apocalyptisch. Alles is weg of kapot. De Turkse president Recep Tayyip Erdogan beloofde echter snel na de aardbevingen dat er in maart van 2023 begonnen zou worden met de bouw van 200.000 huizen in het rampgebied, die steviger en dus aardbevingsbestendiger zijn. De vraag is of deze belofte waargemaakt kan worden. Volgens hoogleraar humanitaire hulp en wederopbouw Thea Hilhorst duurt het namelijk zeker tien jaar voordat alles is zoals vanouds. Bovendien werden er tientallen mensen opgepakt na de aardbevingen. Veel flats waren bouwkundig niet in orde en stortten als een kaartenhuis in elkaar. Er zijn verkeerde bouwmaterialen gebruikt en veiligheidsregels blijken genegeerd. Nu wordt onderzocht wat de rol van aannemers, burgemeesters en architecten was in de slechte bouwkwaliteit.
De publieke opinie over president Erdogan is verdeeld. Een groot deel van het land staat achter hem, maar veel anderen wijzen op de langzame reactie van de overheid. De president heeft excuses aangeboden voor de trage respons. Hij zei in een speech: “Due to the devastating effects of the quakes and bad weather, as well as difficulties caused by damaged infrastructures, we were not able to work the way we wanted in the first few days. For this, I apologize.” Ook zegt Erdogan dat geen enkel land voorbereid kan zijn op een ramp als deze. De oppositie blijft desalniettemin benadrukken dat Turkije juist wél voorbereid had moeten zijn – zeker na de eveneens allesverwoestende en dodelijke aardbeving in 1999 in Izmit. De door Erdogan opgerichte Adalet ve Kalkinma Partisi (AKP: De Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) werd juist verkozen nadat het kritiek had geleverd op de trage reactie van de toenmalige regering.
De aardbeving van 1999 zorgde dus voor verandering. De vraag is of de aardbevingen van 2023 ook voor een politieke aardverschuiving zullen zorgen. In mei 2023 vinden er verkiezingen plaats in Turkije. Het is aan de Turkse bevolking om te kiezen welk narratief ze volgen. Erdogan wil opnieuw president worden, maar de oppositie – onder leiding van Kemal Kilicdaroglu – ruikt kansen. De polls voorspellen een nek-aan-nek race, hoewel het erop lijkt dat Erdogan de verkiezingen opnieuw zal winnen. Toch kan het allemaal nog erg spannend worden. Wie er ook wint, de nieuwe regering zal te maken krijgen met veel uitdagingen. Naast huizen zijn er banen nodig, (mentale) gezondheidszorg, en onderwijs. De getroffen regio is een van de minst welvarende van Turkije, en de aardbevingen hebben dit versterkt.
Waar er in Turkije gesproken wordt over een heropbouw, lijkt dat in Syrië nog ver weg. Het land heeft te maken met vele problemen, voortkomend uit de oorlog en de aardbevingen. Ondertussen zijn de prijzen flink gestegen. Het land is in een diepe economische crisis terechtgekomen. Sinds januari 2021 zijn de prijzen gemiddeld met 86% verhoogd en eten is voor veel mensen onbetaalbaar geworden. Tijdens de Ramadan waren mensen voor eten afhankelijk van hulporganisaties. De komende maanden en jaren is er vanzelfsprekend nog van alles nodig.
Gelukkig is er in Nederland genoeg aandacht voor de erbarmelijke omstandigheden in het rampgebied. Dit komt mede door de Turks-Nederlandse zangeres en pianiste Karsu Dönmez. Zij is het gezicht van de steun voor Turkije en Syrië geworden. Karsu heeft door de aardbevingen zeventien familieleden verloren. Vanaf moment één zette ze zich in om geld in te zamelen en zij zorgde er bovendien voor dat de ramp niet op de achtergrond raakte in het Nederlandse nieuws. Ze trad op, nam plaats in talkshows en de opbrengst van haar net uitgebrachte kookboek ging naar de slachtoffers. De zangeres benadrukt(e) bovendien hoe belangrijk het is voor de mensen in het rampgebied dat zij niet vergeten worden door het Nederlandse publiek.
Dat de aardbevingen maanden geleden plaatsvonden, betekent niet dat de ramp inmiddels over is. Dat blijkt wel uit de hierboven genoemde feiten. Het gaat nog maanden zo niet jaren duren voordat alle gewonden zijn hersteld, de getroffen gebieden zijn heropgebouwd en trauma’s zijn verlicht of verwerkt. De hulp blijft nodig – zowel in Turkije als in Syrië. Het is daarom aan ons, het Europese publiek en de journalistiek, om ervoor te zorgen dat de mensen in het rampgebied niet in de vergetelheid raken.
* Het kan zijn dat de hoogte van de donaties inmiddels is veranderd. De bedragen zijn gebaseerd op publieke statements en zijn het laatst gecheckt in april 2023.
Loes ter Horst doet de master Crisis and Security Management aan de Universiteit Leiden met een specialisatie in Governance of Crisis, nadat ze afgelopen zomer haar bachelor Liberal Arts and Sciences (hoofdrichting International Governance) behaalde.
Beeld: Shutterstock