Stemopkomst bij Europese Verkiezingen
Valt het mee of valt het tegen?
Zonder inspraak van burgers is het democratische draagvlak van een overheidsinstituut klein. Dit geldt al helemaal voor parlementen. Dit was ook een van de belangrijkste beweegredenen achter de Europese Parlementsverkiezingen die sinds 1979 plaatsvinden (terwijl het Parlement al ouder is, je leest er hier meer over). Toch is de opkomst bij Europese verkiezingen relatief laag. Bij de laatste Europese Parlementsverkiezingen in 2019 was het opkomstpercentage slechts 50,66%. Dit betekent dat ongeveer de helft van de mensen die mocht stemmen binnen de gehele Unie, dit ook daadwerkelijk gedaan heeft. Ter vergelijking: tijdens de federale verkiezingen van Duitsland in 2021 was het opkomstpercentage 76,6%. Ook tijdens de Spaanse verkiezingen eerder dit jaar lag de opkomst hoger. 70,4% van de stemgerechtigden heeft toen hun stem uitgebracht. In Nederland bleef de opkomst redelijk stabiel met een opkomstpercentage van 77,8 in 2023 ten opzichte van 78,7 in 2021.
Het opkomstpercentage kan worden verbonden aan de legitimiteit (ofwel draagvlak binnen de samenleving) van een parlement. Als minder dan de helft van het volk is komen opdagen, is het lastiger om krachtig te stellen dat een parlement namens het volk handelt. Het lage opkomstpercentage kan dus wel degelijk een bedreiging zijn voor de democratische werking van de EU. Hieronder wordt ingegaan op de opkomst door de jaren heen, de verschillen tussen lidstaten en andere verklarende factoren van de lage opkomst. Ten slotte wordt er vooruitgekeken naar de verkiezingen in juni.
Tijdens de eerste Europese Parlementsverkiezing in 1979 bracht 67,2% van de stemgerechtigden binnen de lidstaten hun stem uit. Na deze verkiezingen zien we dat de opkomst geleidelijk afneemt tot en met 2014. In dat verkiezingsjaar was de opkomst het laagst, slechts 42,6% van de stemmers bracht een stem uit. De opkomst is bij de afgelopen verkiezingen weer gestegen; in 2019 was de opkomst 50,7%. Het is moeilijk om conclusies te trekken over de afname van het aantal stemmen zonder het te hebben over de verschillende landen binnen de Europese Unie (EU) en de veranderende rol van het Europees Parlement door de jaren heen.
Verschillen binnen de Unie
De verschillende lidstaten van de EU kennen ook grote verschillen in het opkomstpercentage. België had met 88,47% het hoogste opkomstpercentage in 2019. Dit is te verklaren doordat in België een opkomstplicht geldt. Belgen zijn verplicht om naar een stemhokje te gaan tijdens de EP-verkiezingen. Ze zijn niet verplicht om daadwerkelijk een stem uit te brengen, ze mogen ook een blanco stem uitbrengen. Tevens interessant om te benoemen is dat Belgen vanaf 16 jaar al mogen stemmen voor het Europees Parlement, tegenover bijvoorbeeld 18 jaar in Nederland.
Daartegenover staan landen als Slovenië. Daar was in 2019 het opkomstpercentage slechts 22,74%. Dit is gedeeltelijk te verklaren, doordat de opkomst in Slovenië ook bij landelijke verkiezingen erg laag is. Dit heeft weer veel te maken met de politieke geschiedenis van het land. Bij meerdere jonge democratieën binnen de EU geldt dat de opkomst lager is, zowel bij Europese als nationale verkiezingen. Zeker in voormalig communistische landen kan de geschiedenis van autocratie nog lange termijn effecten hebben. Dit wordt vaak toegeschreven aan een gebrek aan democratische traditie. Deze landen moeten nog in de zogenaamde ‘democratische routine’ komen. Deze routine houdt in dat men gewend is om te participeren in het publieke debat en gewend is om te stemmen.
Specifiek hebben het sterke ingrijpen op de marktwerking en de beperkingen in de vrijheid van meningsuitingen nog lang effect. Onderzoek uit 2020 door Fuchs-Schündeln & Schündeln laat zien dat er nog steeds verschillen zijn tussen de West-Europese lidstaten en de Oost-Europese lidstaten. De Oost-Europese onderzoeksparticipanten gaven vaker aan dat democratie niet de beste vorm van staatsbestuur is. Interessant is dat de meeste nieuwe lidstaten van de EU een zogenaamde ‘First Time Boost’ hebben. Dit houdt in dat ze tijdens hun eerste EP-verkiezingen een veel hogere opkomst hebben dan de verkiezingen die daar op volgden.
EU breed zijn er toch ook trends te dien. In 1999 ervoeren veel landen een dip in de opkomst, waaronder Griekenland en Denemarken. In 2004 is er in veel landen weer een kleine stijging te zien, waarna het stagneert, en daalt in 2014. In veel EU-lidstaten nemen de opkomstpercentages voor nationale verkiezingen ook gestaag af. Wel zien we dat de daling binnen de EU sneller gaat. Dat terwijl de Eurobarometer laat zien dat de gemiddelde tevredenheid over de EU stijgt.
Onbekend maakt onbemind
Verschillen in de nationale geschiedenis zijn geen gehele verklaring voor de lagere opkomst tijdens de EP verkiezingen. In bijna elke lidstaat zien we namelijk dat er een lagere opkomst is tijdens de EP-verkiezingen in vergelijking met de nationale verkiezingen.
Een van deze redenen is dat veel mensen niet weten welke invloed Europa op hun dagelijks leven heeft. Er is veel onbekendheid over waar we precies voor stemmen, wat de belangrijke beslissingen zijn, en welke gevolgen dat gaat hebben voor het individu. Wanneer deze invloed niet wordt gevoeld, zijn mensen minder gemotiveerd om te stemmen. De verkiezingen worden door veel mensen niet als belangrijk genoeg gezien om te gaan stemmen. Er is een zekere apathie, een gevoel van onmacht, richting het beleid in Brussel. Voor veel inwoners voelt het als een ‘ver van mijn bed show’.
Dit heeft er ook mee te maken dat de onderwerpen rondom de EU soms erg complex en technocratisch zijn. Op de websites van de EU, maar ook in veel andere EU-media, staat veel jargon en gecompliceerde wetgeving. Dit is voor de meeste mensen geen toegankelijke manier om meer te leren over de EU, de EP-verkiezingen en de impact hiervan. De EU heeft bijvoorbeeld een speciale website ingericht die een antwoord moet geven op de vraag: ‘Waarom is stemmen belangrijk?’. De redenen die genoemd worden zijn erg vaag en voor de hand liggend. Termen als ‘Wetten hebben impact op inwoners’ geven geen concreet beeld van de issues die nu daadwerkelijk impact gaan hebben op de desbetreffende inwoners.
Daarnaast is er in de media erg weinig aandacht voor de Europese verkiezingen. De kandidaten zijn bijvoorbeeld niet erg zichtbaar, dit terwijl er zeker bijzondere figuren tussen zitten. Recentelijk onderzoek van IPSOS I&O wees bovendien uit dat 71% van de Nederlanders geen enkele naam van een Europese lijsttrekker kon noemen.
Ten slotte kent de EU zogenaamde democratische tekorten. In de meeste democratische systemen kies je voor een parlement en voor de regering. Dit kan tegelijkertijd plaatsvinden in parlementaire democratieën zoals Nederland, of op verschillende momenten zoals in presidentiële systemen in bijvoorbeeld Cyprus. Voor de EU wordt het Parlement wel gekozen, maar de Commissie wordt niet gekozen door het volk. Deze wordt gekozen door de regeringen van de 27 lidstaten. Daarnaast heeft het Parlement door de jaren heen wel meer macht gekregen. Parlementariërs mogen over steeds meer kwesties beslissen, maar toch hebben zij nog niet het recht om wetten te initiëren. Alleen de Commissie heeft dit recht. Door deze gebreken in de democratie kunnen mensen minder gaan stemmen.
Kennis en stemgedrag
Op het individuele niveau zijn er ook een aantal zaken die invloed hebben op de vraag of iemand wel of niet gaat stemmen. Hoe meer iemand bijvoorbeeld weet over de Europese Unie, hoe hoger de kans is dat diegene gaat stemmen. Zeker wanneer men weet dat er beleidsvoorstellen komen die veel impact hebben op een persoonlijke zaak, is de kans op stemmen groter. Wanneer klimaat, economische groei en immigratie een rol spelen in het debat rondom de verkiezingen gaan er meer mensen stemmen.
Ook geldt dat de kans groter is dat mensen gaan stemmen als zij een extremere perceptie over de EU hebben. Dit geldt voor eurofielen, maar euroscepsis trekt ironisch genoeg ook veel mensen naar de stembus. Werkgelegenheidscijfers hebben tevens invloed op het stemgedrag. Bij hogere werkloosheidscijfers gaan meer mensen stemmen. Daarnaast is de kans dat oudere mensen gaan stemmen hoger dan dat jongere mensen gaan stemmen. Interessant genoeg heeft het wel of niet verkrijgen van EU-subsidies geen invloed op de beslissing om wel of niet te gaan stemmen.
Nationale politiek
De timing van de nationale verkiezingen speelt ook een rol. Wanneer nationale verkiezingen kort voor de EP-verkiezingen plaatsvinden, is de opkomst vaak lager dan wanneer deze na de EP-verkiezingen plaatsvinden. Als de EP-verkiezingen na de nationale verkiezingen plaatsvinden, begint de media-aandacht voor de EP-verkiezingen vaak relatief laat. Dit zien we bijvoorbeeld in Nederland waar de ogen vooralsnog voornamelijk zijn gericht op de formatie. Ook heeft het ermee te maken dat veel stemmers van de verliezende partijen teleurgesteld zijn en daardoor minder hoopvol voor de volgende verkiezingen op Europees niveau.
Wanneer de EP-verkiezingen vóór de nationale verkiezingen plaatsvinden is de opkomst hoger. Politici gebruiken de EP-verkiezingen dan om meer aandacht te krijgen. Het wordt dan ook wel als een soort voorverkiezing of peiling gezien voor de nationale verkiezingen. Het wordt alvast inzichtelijk hoe de stemmen worden verdeeld tussen de nationale partijen en op welke kwesties de kiezer aanslaat. De campagne van de nationale verkiezing begint dan als het ware al een stuk eerder.
Door de grote invloed van nationale verkiezingen, worden de EP-verkiezingen ook wel ‘tweederangs verkiezingen’ genoemd. Dat de EP-verkiezingen tweederangsverkiezingen zijn is ook te zien in het feit dat de debatten vaak gaan over issues die relevant zijn op nationaal niveau. Identiteitspolitiek en issue politiek spelen hier ook een rol. Bij identiteitspolitiek wordt er geredeneerd vanuit de behoefte van één specifieke groep met een gedeelde identiteit. Bij issue politiek is een partij of het debat gefocust op één probleem in plaats van een breder scala aan kwesties die de komende jaren gaan spelen. Migratie is een veelvoorkomend probleem, maar hierbij kan ook worden gedacht aan de Partij van de Dieren die oorspronkelijk als issue partij is ontstaan, namelijk voor dierenrechten. In Nederland is dit bijvoorbeeld te zien aan het feit dat de debatten vaak plaatsvinden tussen de nationale lijsttrekkers, in plaats van tussen de kandidaten die daadwerkelijk op de kieslijst staan.
Korte termijn kwesties komen op in de campagne en hebben een grote invloed op het stemgedrag en de beslissing om überhaupt te gaan stemmen. Dit maakt de Europese politiek moeilijk te voorspellen en afhankelijk van de kwesties in de nationale politiek. Dit is ook te wijten aan het feit dat de meeste Europese fracties geen focus leggen op een EU-brede campagne. De nationale partijen voeren de campagnes, waardoor de verbinding met nationale politiek snel gemaakt is. Volt is hierop een uitzondering en de laatste jaren zien we meer fracties die dit proberen.
Discussies en Spitzenkandidaten
Er is in de laatste jaren meer politisering van het EP. Dat houdt in dat het minder technisch is, met meer ruimte voor discussies. Er wordt niet gezocht naar een technische oplossing, maar het gaat om een politieke keuze. Bij een politieke keuze horen echter ook winnaars en verliezers. Hierbij kan worden gedacht aan de Green Deal, die duidelijk gevolgen heeft die politiek gevoelig liggen. Een lange tijd was de EU voor de buitenwereld vooral een technocratische beleidsfabriek. Het was onduidelijk hoe beslissingen werden genomen en welke keuzes hieraan voorafgingen. Dit kwam grotendeels ook doordat veel discussies achter gesloten deuren plaatsvonden.
Dit is bijvoorbeeld te zien bij het Spitzenkandidat systeem. Door de Spitzenkandidaten procedure wordt de uitslag van de verkiezingen verbonden aan wie er de voorzitter wordt van de Europese Commissie. Elke Europese fractie selecteert een Spitzenkandidat die namens hen kandidaat is voor het Commissievoorzitterschap. De kandidaat van de groep met de meeste stemmen wordt voorgedragen om voorzitter van de Europese Commissie te worden.
De mate van politieke strijd heeft veel invloed op het opkomstpercentage. Hoe groter de politieke discussies, hoe meer mensen er gaan stemmen. Tegelijkertijd gaat dit politiseringsproces langzaam en heeft de EU nog steeds een technocratisch imago.
Het is belangrijk om te benoemen dat politisering niet altijd iets goed is. Een van de redenen waarom de EU relatief weinig politisering kent, is omdat de partijen historisch gezien beter samenwerken dan in de nationale context. Politisering kan ook gepaard gaan met vergaande polarisatie. Dit kan binnen partijen plaatsvinden, maar ook in de bredere scheiding tussen voor- en tegenstanders van de EU. De EU kan hierdoor ook gebruikt worden als zondebok. De EU krijgt dan de schuld van zaken, terwijl de Unie er soms helemaal niet over gaat.
Ondanks dat er nog weinig aandacht is voor de Europese verkiezingen, zeker in vergelijking met nationale verkiezingen, groeit de media-aandacht de laatste jaren. Media-aandacht is een belangrijke factor in het verhogen van het opkomstpercentage.
Propaganda en desinformatie
Wat een belangrijke factor kan zijn, is propaganda en desinformatie. Het is waarschijnlijk dat het Kremlin deze verkiezingen probeert te beïnvloeden in verschillende EU-lidstaten. Onlangs is in Tsjechië ontdekt dat verschillende politici worden gefinancierd door een desinformatiecampagne uit Rusland. Desinformatie kan bijdragen aan apathie, wat de kans op niet-stemmen bevordert omdat het het vertrouwen in publieke instituties als de EU verkleint. Aan de andere kant kan het stemmen ook juist bevorderen. Wanneer extremere partijen worden gefinancierd kunnen zij hun denkbeelden verder verspreiden. Zoals eerder genoemd is de kans groter dat mensen gaan stemmen als zij een extremere kijk hebben op de EU.
Mogelijke factoren om de stemopkomst te stimuleren
De EU kan een paar instrumenten inzetten om het opkomstpercentage te verhogen. Toegankelijke en begrijpelijke informatie over de EU is hierin belangrijk. De EU moet zelf verbeterslagen maken in de informatievoorziening, maar de media spelen hier ook een cruciale rol. Ook zullen Europese kwesties, EP-lijsttrekkers en de fracties beter gecommuniceerd moeten worden richting inwoners. Daarnaast kan de EU een rol spelen door het oplossen van democratische tekorten, zoals het naleven van het Spitzenkandidat systeem en meer overlaten aan het Parlement. Voor de legitimiteit van de EU is het essentieel dat het opkomstpercentage omhoog gaat. De komende verkiezingen zullen uitwijzen of dit ook gebeurt.
Anoek heeft een Master in Internationale Betrekkingen en een bachelor in politicologie. Hierin heeft zij zich o.a. gespecialiseerd in de globale politieke economie en de rol van China. Momenteel werkt zij als adviseur in de publieke sector.
Beeld: Shutterstock